e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hulsberg

Overzicht

Gevonden: 1552
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lastig (werken) lastig: lestig (Hulsberg) niet zonder moeite of inspanning volbracht of afgedaan kunnend worden, niet gemakkelijk [difficiel, delicaat, ongemakkelijk, onklaar, zwaar moeilijk] [N 85 (1981)] III-1-4
lastigvallen storen: sjtu.ərə (Hulsberg) iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)] III-3-1
lauw weer lauw (weer): law wéér (Hulsberg), loom (weer): loom wéér (Hulsberg) loommakend, gezegd van het weer [lui] [N 81 (1980)] || warm noch koud, gezegd van het weer [lauw, voos] [N 81 (1980)] III-4-4
lawaai maken leven maken: léévə maakə (Hulsberg) lawaai, herrie maken [laweiten, laweit maken, gellen] [N 91 (1982)] III-4-4
lawaai, herrie leven: léévə (Hulsberg) een dooreenmengeling van sterke geluiden [leven, herrie, geweld, lawaai, spektakel, rumoer] [N 91 (1982)] III-4-4
lebmaag lebmaag: lɛb˱māx (Hulsberg) De vierde of eigenlijke maag van de koe, de maag met heel grove uitsteeksels aan de binnenkant. Via de lebmaag gaat het voedsel in de darmen over. [N 28, 84; A 9, 11d] I-11
leefnet leefnet: lēͅfneͅt (Hulsberg) Het net waarin men vissen die met de hengel zijn gevangen levend kan houden [leefnet, kaar]. [N 88 (1982)] III-3-2
leeg, niets bevattend leeg: lééch (Hulsberg) niets bevattende, gezegd van bijv. een fles, een kan, een kopje, een vertrek etc. [leeg, ijdel, ijl] [N 91 (1982)] III-4-4
leegloper klaploper: klapluipər (Hulsberg) een persoon die zonder iets te verrichten en zonder bezigheden rondloopt [leuteraar, leegloper] [N 85 (1981)] III-1-4
lekkerbek lekkerbek: lèkkərbèk (Hulsberg) lekkerbek; Hoe noemt U: Iemand die goed kan eten (lekkerbek, lekkertand, likkebaard, fijnbek, smulbaard, smuiger) [N 80 (1980)] III-2-3