e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hulsberg

Overzicht

Gevonden: 1552
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
liniaal liniaal: lienie.jaal (Hulsberg) een dunne rechte lat met een maatverdeling om er lijnen langs te trekken [liniaal, linie, regel, regelet] [N 90 (1982)] III-3-1
linkerkant van het paard nademe: nǭdǝmǝ (Hulsberg) Kant waar de voerman het paard leidt. [N 8, 9 en 10] I-9
lisdodde lis: -  lesj (Hulsberg) lisdodde [DC 13 (1945)] III-4-3
lispelen (slissen) lispelen: Van Dale: lispelen, 1. de s en z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken; - 2. met onduidelijke, zwakke stem uiten, fluisteren.  lispələ (Hulsberg) de s en de z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken [lispelen, tispelen, strisselen] [N 87 (1981)] III-3-1
lomp paard karhengst: karheŋs (Hulsberg) [JG 1a; N 8, 62h] I-9
loof loof: WLD  lauf (Hulsberg) De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)] III-4-3
loot, nieuw uitgelopen twijgje scheut: WLD  sjēūt (Hulsberg) Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)] III-4-3
losgetuigd leiden teugelen: tø̄gǝlǝ (Hulsberg) Een paard zonder zadel en niet tussen berries leiden met de teugel. [N 8, 101c] I-10
losse plankbrug vlonder: vlondər (Hulsberg) een brug die bestaat uit losse planken (vlonder, vonder, til, tilling, kwaak, vondel) [N 90 (1982)] III-3-1
loten loten: laote (Hulsberg) Het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren]. [N 88 (1982)] III-3-2