33763 |
oud, versleten paard |
knul:
knøl (Q109p Hulsberg),
krak:
krak (Q109p Hulsberg),
scharminkel:
scharminkel (Q109p Hulsberg)
|
Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.]
I-9
|
20320 |
oude man |
oude man:
awə man (Q109p Hulsberg)
|
oude man [ouken, ouderling, oude paai, peke, pee, knar] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20319 |
oude vrouw |
oude vrouw:
aw vrow (Q109p Hulsberg)
|
oude vrouw [kogehel] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
22318 |
oudejaarsdag |
oudjaar:
awtjaor (Q109p Hulsberg)
|
31 december [oudjaar]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20229 |
ouders |
ouders:
awwersj (Q109p Hulsberg)
|
ouders; Komt dit woord in het dialect wel voor? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
25608 |
ovenpaal |
scheutel:
šø̄ǝtǝl (Q109p Hulsberg)
|
De ovenpaal is in de regel een ongeveer twee meter langer stok met een plat, rond, rechthoekig of tongvormig blad van hout of ijzer waarmee het in broodvorm opgemaakte deeg in de oven wordt geschoven. Meestal haalt men hiermee ook het gebakken brood uit de oven. Het blad loopt naar voren scherp toe om het inschieten van het brood te vergemakkelijken en vooral om bij het uittrekken de paal onder het brood te kunnen schuiven (Weyns blz. 34). Wat de woordtypen "rochelijzer", "haak", "schoffel" en mogelijk nog andere betreft moet men heel waarschijnlijk aan andersoortig gereedschap denken waarmee men toch het brood uit de oven kan halen. Zie afb. 22. [N 29, 45b; RND 57; L 40, 13a; A 44, 22; OB 2, 2d; OB 2, 2e; mat. S -daaronder valt wat A. Stevens in zijn artikel ''Zwaaide, een zuidoost-nederlandse dialektbenaming voor de broodschieter of ovenpaal'' noemt "mat. S, P, C en G"; monogr.]
II-1
|
33817 |
overgevoelig paard |
janker:
jaŋkǝr (Q109p Hulsberg)
|
Paard dat bij het zien van mensen geluiden en bewegingen maakt, maar zonder kwaadaardigheid. [N 8, 94e]
I-9
|
17889 |
overhoop halen |
wroetelen:
vreutələ (Q109p Hulsberg)
|
Overhoop halen (modden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21809 |
overleg |
overleg:
euvərléég (Q109p Hulsberg)
|
de beraadslaging, het overleggen met anderen [beschik, beleid, bezeei, beraad, overleg] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21808 |
overleggen |
overleggen:
euvərléégə (Q109p Hulsberg)
|
anderen raadplegen, een zaak met een ander bespreken [overleggen, ordenen, beraadslagen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|