e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hulsberg

Overzicht

Gevonden: 1552
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oud, versleten paard knul: knøl (Hulsberg), krak: krak (Hulsberg), scharminkel: scharminkel (Hulsberg) Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.] I-9
oude man oude man: awə man (Hulsberg) oude man [ouken, ouderling, oude paai, peke, pee, knar] [N 86 (1981)] III-2-2
oude vrouw oude vrouw: aw vrow (Hulsberg) oude vrouw [kogehel] [N 86 (1981)] III-2-2
oudejaarsdag oudjaar: awtjaor (Hulsberg) 31 december [oudjaar]. [N 88 (1982)] III-3-2
ouders ouders: awwersj (Hulsberg) ouders; Komt dit woord in het dialect wel voor? [DC 05 (1937)] III-2-2
ovenpaal scheutel: šø̄ǝtǝl (Hulsberg) De ovenpaal is in de regel een ongeveer twee meter langer stok met een plat, rond, rechthoekig of tongvormig blad van hout of ijzer waarmee het in broodvorm opgemaakte deeg in de oven wordt geschoven. Meestal haalt men hiermee ook het gebakken brood uit de oven. Het blad loopt naar voren scherp toe om het inschieten van het brood te vergemakkelijken en vooral om bij het uittrekken de paal onder het brood te kunnen schuiven (Weyns blz. 34). Wat de woordtypen "rochelijzer", "haak", "schoffel" en mogelijk nog andere betreft moet men heel waarschijnlijk aan andersoortig gereedschap denken waarmee men toch het brood uit de oven kan halen. Zie afb. 22. [N 29, 45b; RND 57; L 40, 13a; A 44, 22; OB 2, 2d; OB 2, 2e; mat. S -daaronder valt wat A. Stevens in zijn artikel ''Zwaaide, een zuidoost-nederlandse dialektbenaming voor de broodschieter of ovenpaal'' noemt "mat. S, P, C en G"; monogr.] II-1
overgevoelig paard janker: jaŋkǝr (Hulsberg) Paard dat bij het zien van mensen geluiden en bewegingen maakt, maar zonder kwaadaardigheid. [N 8, 94e] I-9
overhoop halen wroetelen: vreutələ (Hulsberg) Overhoop halen (modden). [N 84 (1981)] III-1-2
overleg overleg: euvərléég (Hulsberg) de beraadslaging, het overleggen met anderen [beschik, beleid, bezeei, beraad, overleg] [N 85 (1981)] III-3-1
overleggen overleggen: euvərléégə (Hulsberg) anderen raadplegen, een zaak met een ander bespreken [overleggen, ordenen, beraadslagen] [N 85 (1981)] III-3-1