17608 |
neus |
neus:
naas (L320p Hunsel, ...
L320p Hunsel)
|
neus [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
20482 |
nicht |
nicht:
neen
nicht (L320p Hunsel)
|
nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
25172 |
nieuwe maan |
donkere maan:
dònkel moan (L320p Hunsel),
nieuwe maan:
noew maon (L320p Hunsel)
|
maan [donkere ~] [SGV (1914)] || schijngestalte van de maan: nieuwe maan [donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19052 |
nieuws |
nieuws:
noets (L320p Hunsel)
|
nieuws [SGV (1914)]
III-3-1
|
19010 |
nieuwsgierig |
nieuwsgierig:
noesjeerig (L320p Hunsel),
noewsjearig (L320p Hunsel)
|
nieuwsgierig [SGV (1914)] || nieuwsgierig, benieuwd: die vrouw is erg - [DC 16 (1948)]
III-1-4
|
18020 |
niezen |
niesten:
neeste (L320p Hunsel)
|
niezen, proesten [SGV (1914)]
III-1-2
|
21401 |
niks waard |
niks waard:
det is niks wêrd (L320p Hunsel)
|
waard (dat is niets ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
20504 |
nippen |
sippen:
suppə (L320p Hunsel)
|
Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20401 |
noemen |
noemen:
nömme (L320p Hunsel)
|
noemen, een naam geven [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
30213 |
nok |
vorst:
vēs (L320p Hunsel)
|
De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.]
II-9
|