e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hunsel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
neus neus: naas (Hunsel, ... ) neus [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
nicht nicht: neen  nicht (Hunsel) nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)] III-2-2
nieuwe maan donkere maan: dònkel moan (Hunsel), nieuwe maan: noew maon (Hunsel) maan [donkere ~] [SGV (1914)] || schijngestalte van de maan: nieuwe maan [donkere maan] [N 81 (1980)] III-4-4
nieuws nieuws: noets (Hunsel) nieuws [SGV (1914)] III-3-1
nieuwsgierig nieuwsgierig: noesjeerig (Hunsel), noewsjearig (Hunsel) nieuwsgierig [SGV (1914)] || nieuwsgierig, benieuwd: die vrouw is erg - [DC 16 (1948)] III-1-4
niezen niesten: neeste (Hunsel) niezen, proesten [SGV (1914)] III-1-2
niks waard niks waard: det is niks wêrd (Hunsel) waard (dat is niets ~) [SGV (1914)] III-3-1
nippen sippen: suppə (Hunsel) Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)] III-2-3
noemen noemen: nömme (Hunsel) noemen, een naam geven [DC 03 (1934)] III-2-2
nok vorst: vēs (Hunsel) De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.] II-9