33291 |
onkruid, algemeen |
onkruid:
onkrūt (L320p Hunsel)
|
De verzamelnaam van in het wild groeiende planten, tussen de cultuurgewassen; ze belemmeren de cultuurgewassen in hun groei en de boer zal ze dan ook bestrijden. Naar aanleiding van de opgave nuttigheid in L 387 merkt de zegsman op: "Nut is hier ɛvuil, viesɛ"; waarschijnlijker dan deze volksetymologie is echter dat het voorvoegsel on- hier is uitgevallen. Puinen, puimen is eigenlijk de soortnaam van een afzonderlijke plant (zie het lemma Kweek) maar hier uitdrukkelijk opgegeven als de algemene benaming voor alle soorten onkruid. Hetzelfde geldt voor de opgaven reutsel (zie het lemma Perzikkruid). De varianten op -ds zoals vuiligheids vertonen pseudo-klankverschuiving. [N 11, 70a en 80a; N 11A, 172d; N 14, 123 en 124; N 17, 11; N P, 15b en 16b; JG 1a, 1b; A 17, 11; A 26, 9; A 28, 10; A 30, 2; A 39, 1b; A 43, 13; L 2, 18; S 26; Wi 6; monogr.]
I-5
|
19267 |
onnozel persoon |
uilskuiken:
uulskuuke (L320p Hunsel)
|
uilskuiken [SGV (1914)]
III-1-4
|
22849 |
onpaar |
onpaar:
ònpaar (L320p Hunsel)
|
onpaar [SGV (1914)]
III-3-2
|
20922 |
onrijp |
onrijp:
onriep fruit ête (L320p Hunsel)
|
fruit [onrijp ~ eten] [SGV (1914)]
III-2-3
|
33535 |
onrijp, onvolgroeid |
onrijp:
ónriep (L320p Hunsel)
|
onrijp [SGV (1914)]
I-7
|
20581 |
ontbijt |
morgenbrood:
boeren burgers: 8 uur
mörgebroeëd (L320p Hunsel),
morgeneten:
mörgəétə (L320p Hunsel)
|
maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 6 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
34151 |
onvruchtbare koe |
guste:
gøstǝ (L320p Hunsel)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
25119 |
onweersbui |
donderbui:
dònderbui (L320p Hunsel),
onweersbui:
ònwêrsbui (L320p Hunsel)
|
donderbui [SGV (1914)] || onweersbui [SGV (1914)]
III-4-4
|
20557 |
ooft |
ooften:
ooftə (L320p Hunsel)
|
ooft; Hoe noemt U: Appelen of peren, in schijven gedroogd (in de oven) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17592 |
oog |
oog:
o.ugə (L320p Hunsel),
oug (L320p Hunsel, ...
L320p Hunsel)
|
ogen [RND] || oog [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|