24234 |
ringmus |
ringelmus:
ringelmusch (L320p Hunsel),
veldmus:
vèltmös (L320p Hunsel)
|
Hoe heet de ringmusch? [DC 06 (1938)] || ringmus
III-4-1
|
22865 |
ringrijden, ringsteken |
ringsteken:
rinkstêke (L320p Hunsel)
|
ringsteken [SGV (1914)]
III-3-2
|
21214 |
riool |
riool:
ri-oeal (L320p Hunsel)
|
riool [SGV (1914)]
III-3-1
|
25039 |
ritselen |
ritselen:
ritsele (L320p Hunsel)
|
ritselen [SGV (1914)]
III-4-4
|
18058 |
rochelen |
rochelen:
róchele (L320p Hunsel)
|
rochelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
33478 |
rode aalbes |
beren:
bear (L320p Hunsel)
|
aalbes [SGV (1914)]
I-7
|
33231 |
rode biet |
rode kroot:
rūǝi̯ krǭǝt (L320p Hunsel)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
20655 |
rode kool |
rood moes:
road moos (L320p Hunsel)
|
Rode kool (als plant of gewas) [DC 27 (1955)]
I-7
|
24235 |
roek |
roek:
roek (L320p Hunsel)
|
Hoe heet de roek? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|