25216 |
slecht dragend ijs |
voos ijs:
vôews (L320p Hunsel)
|
slecht dragend ijs [papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18946 |
slecht mens, slechte kerel |
galgenaas:
galgenoas (L320p Hunsel)
|
galgenaas [SGV (1914)]
III-1-4
|
25152 |
slecht weer, hondenweer |
geen weer:
gèj wèèr (L320p Hunsel),
ruw (weer):
roew (L320p Hunsel)
|
ruw en regenachtig, gezegd van het weer [lobbig, schouw] [N 81 (1980)] || slecht, gezegd van het weer [skeut, vut] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19355 |
slechtgehumeurd (zijn) |
gemelijk:
geamelijk (L320p Hunsel)
|
gemelijk [SGV (1914)]
III-1-4
|
22344 |
slee |
slee:
sleij (L320p Hunsel)
|
slede [SGV (1914)]
III-3-2
|
34294 |
sleephout |
tuier:
tøi̯ǝr (L320p Hunsel)
|
Hout waaraan het tuiertouw of de tuierketting is bevestigd. Door dit slepend stuk hout voorkomt men dat koe of geit verstrikt raken in het touw of de ketting of dat zij bij de tuierpaal komen. [N 3A, 14h; N 14, 73b; JG 1c, 2c; monogr.]
I-11
|
17899 |
slepen |
slepen:
sleipe (L320p Hunsel),
slęi̯pǝ (L320p Hunsel)
|
De in dit lemma bijeengebrachte termen betreffen het bewerken van de akker met een sleep, om de grond gelijk te trekken, aardkluiten te verbrijzelen of fijn zaad in de grond te werken, alsmede het slepen van weiland, om mestplakken en molshopen te verbreiden en/of gestrooide mest over de grasmat uit te strijken. Hoe de hieronder voorkomende vormen ''eg'' + ''eg'' en ''eggen'' + ''eggen'' verstaan moeten worden, is aangegeven in de lemmata ''eg'' en ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 81 + 85; N 11A, 173c + 180; S 33; L 6, 66; div.; monogr.] || slepen (ww) [SGV (1914)]
I-2, III-1-2
|
24535 |
sleutelbloem |
kerkensleuteltje:
-
kirkesleutelkes (L320p Hunsel, ...
L320p Hunsel)
|
sleutelbloem, gekweekt (Primula) [DC 24 (1953)] || sleutelbloem, wild [DC 24 (1953)]
III-4-3
|
19801 |
sleutelbos |
sleutelring:
sleutelrink (L320p Hunsel)
|
Sleutelbos (afbeelding) [DC 14 (1946)]
III-2-1
|
22868 |
sleuteltol |
spoel?:
spool (L320p Hunsel)
|
Hoe noemde men een dergelijk stuk speelgoed, vroeger wel in sommige streken bekend, dat met behulp van een touw en een houten sleutel in beweging werd gebracht? [DC 24 (1953)]
III-3-2
|