17591 |
sproeten |
spronselen:
sproonsjele (L320p Hunsel)
|
sproet(en) [SGV (1914)]
III-1-1
|
17915 |
sprokkelen |
(hout) rapen:
hout rape (L320p Hunsel)
|
sprokkelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
33637 |
spruitkool, spruitje |
spruiten:
sproete (L320p Hunsel)
|
spruiten [SGV (1914)]
I-7
|
18066 |
spruw |
schuil:
sjoele (L320p Hunsel)
|
spruw [SGV (1914)]
III-1-2
|
17910 |
spuiten |
spuiten:
spuite (L320p Hunsel),
spèùtə (L320p Hunsel)
|
spuiten [SGV (1914)] || spuiten, met kracht door een nauwe opening naar buiten geperst worden, gezegd van water [spruiten, spritsen, sprietelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17819 |
staan |
staan:
staon (L320p Hunsel),
stoan (L320p Hunsel)
|
staan [DC 02 (1932)], [SGV (1914)]
III-1-2
|
20125 |
staart |
staart:
stert (L320p Hunsel, ...
L320p Hunsel),
stɛrt (L320p Hunsel, ...
L320p Hunsel)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-11, I-9, III-4-2
|
21272 |
stad |
stad:
stad (L320p Hunsel),
stat (L320p Hunsel)
|
stad [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
28377 |
stal |
stal:
sta.l (L320p Hunsel),
sta.lǝ (L320p Hunsel)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
22730 |
standbeeld |
standbeeld:
stantbe.lṭ (L320p Hunsel)
|
standbeeld [RND]
III-3-2
|