19820 |
stoof, voetenwarmer |
stoof:
(hier niet meer gebruikt).
stoof (L320p Hunsel)
|
stoof [SGV (1914)]
III-2-1
|
20624 |
stoofkarbonade |
stoofvlees:
stoofvlijs (L320p Hunsel)
|
Hoe noemt U: Ragout van gebraden gevogelte (salmi) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21252 |
stoomboot |
stoomboot:
stoumboeat (L320p Hunsel)
|
stoomboot [SGV (1914)]
III-3-1
|
34577 |
stootring |
as:
as (L320p Hunsel
[(dim ɛskǝ)]
)
|
Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.]
I-13
|
19698 |
stop voor fles of kruik |
stop:
stop (L320p Hunsel)
|
stop [SGV (1914)]
III-2-1
|
33104 |
stoppelland |
stoppel:
stǫpǝl (L320p Hunsel),
stoppelland:
stǫpǝlantj (L320p Hunsel)
|
Het akkerland waarop stoppels staan; zie het vorige lemma ''stoppels'' (5.2.8). Voor de fonetische documentatie van het woord stoppelen, zie ook het lemma ''stoppels'' (5.2.8). [N 15, 51; add. uit N 6, 7; monogr.]
I-4
|
25173 |
stormx |
storm:
storm (L320p Hunsel)
|
storm, zeer hevige, zekere tijd aanhoudende wind [tempeest] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17901 |
stoten |
stoten:
stoeate (L320p Hunsel)
|
stoten, stuiken [SGV (1914)]
III-1-2
|
20534 |
stoven |
stoven:
stoovə (L320p Hunsel, ...
L320p Hunsel),
stove (L320p Hunsel)
|
bakken; Hoe noemt U: Spijzen met boter of vet bereiden (kuinen) [N 80 (1980)] || stoven (ww.) [SGV (1914)] || stoven; Hoe noemt U: Met weinig vet op laag vuur gaar laten worden (smoeren, stoven, wallen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21249 |
straat |
straat:
straot (L320p Hunsel)
|
straat [DC 02 (1932)]
III-3-1
|