e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hunsel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tweeling tweeling: twiǝleŋ (Hunsel) De woordtypen tweeling, tweerling, kweeling, koppel en de meervoudige begrippen als twee lammetjes duiden op twee schapen, maar tweelingslam, tweelinglam, tweelingslammetje, tweelingsschaap en tweerlinglam wijzen op één lam van een tweeling. [N 77, 138; N 70, 4] I-12
tweeslachtige jonge kip kapuin: kǝpūnǝ (Hunsel) Met betrekking tot het woordtype loerhaan merken informanten op, dat deze een haan is met een geslachtelijke afwijking of dat deze het uiterlijk van een haan heeft maar geen volledige haan is. [N 70, 10; N C, add.; N 19, add.; monogr.] I-12
uier uier: yi̯ǝr (Hunsel), ȳǝr (Hunsel) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] I-11
uieren zucht: zøxt (Hunsel) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uierkwartier kwartier: kwartēr (Hunsel) Kwartier van de koeuier in het algemeen. [A 9, 12] I-11
uil uil: uul (Hunsel) uil [SGV (1914)] III-4-1
uitgegraven dennenwortel dennenpoest: dɛnǝpūst (Hunsel) [R 3, 3; L B2, 344] I-8
uithoren uitvragen: oetvroage (Hunsel) uitvorschen [SGV (1914)] III-3-1
uitschelden schelden: sjelje (Hunsel) schelden [SGV (1914)] III-3-1
uitwerpselen van het paard paardskeutelen: pęrskøtǝlǝ (Hunsel), paardsmop: (mv)  pęrsmǫpǝ (Hunsel) [A 9, 24b] I-9