e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hunsel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vastentijd vasten: vaste (Hunsel) vasten [SGV (1914)] III-3-3
vechten vechten: faextə (Hunsel) Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] III-3-1
vee vee: vię (Hunsel) Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.] I-11
veel drinken hem niet uittuffen: əm neet oettuffə (Hunsel) drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)] III-2-3
veelvraat vreter: vrèètər (Hunsel) veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)] III-2-3
veengrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond turfgrond: tø̜rfgrontj (Hunsel) Een stuk grond waarop het mogelijk is een bepaald soort turf te steken. [I, 3; N 27, 4a; N 27,18a; S 39] II-4
veenlaag moergrond: moorgrontj (Hunsel) laag veen, tussen moer en zand [derring, moes] [N 81 (1980)] III-4-4
veerpont veer: veer (Hunsel) veer (overvaart) [SGV (1914)] III-3-1
vegen, keren vegen: vêge (Hunsel) vegen [SGV (1914)] III-2-1
veld, open land velden (mv.): də veljə (Hunsel) veld, open land buiten de steden en dorpen, voor akkerbouw [pals] [N 81 (1980)] III-4-4