id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
34574 | wiel | rad: rāt (Hunsel), meervoud rāi̯.ǝr (Hunsel) | Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.] I-13 |
24962 | wiel, kolk | kolk: kouk (Hunsel) | kolk of plas die na een dijkbreuk is ontstaan of is overgebleven na een overstroming [wiel, waal] [N 81 (1980)] III-4-4 |
24276 | wielewaal | goudmerel: goudmärel (Hunsel), wielewaal: wielewaal (Hunsel) | Hoe heet de wielewaal? [DC 06 (1938)] III-4-1 |
23295 | wijden | wijden: wieje (Hunsel) | wijden [SGV (1914)] III-3-3 |
20852 | wijn | wijn: wien (Hunsel), wīēn (Hunsel) | wijn [RND], [SGV (1914)] III-2-3 |
20825 | wijnazijn | wijn-edik: wieneek (Hunsel) | wijnazijn [SGV (1914)] III-2-3 |
33524 | wijnstok, wingerd | wingerd: wingerd (Hunsel, ... ) | [SGV (1914)]wingerd [SGV (1914)] I-7 |
24277 | wilde eend | eend: aenj (Hunsel) | eend, wilde — III-4-1 |
24278 | wilde gans | wilde gans: ein wilj goas (Hunsel), wilj gaos (Hunsel) | gans, wilde — || wilde [v] [een ~ gans] [SGV (1914)] III-4-1 |
24510 | wilgenkatje | kattel: - kattele (Hunsel) | wilg, bloeiwijze van [DC 68 (1993)] III-4-3 |