e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hunsel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
willen willen: wille (Hunsel) willen [SGV (1914)] III-1-4
wimper oogsplimp: ougsflump (Hunsel, ... ) ooghaar [DC 01 (1931)] || wimper [DC 01 (1931)] III-1-1
wind (alg.) wind: windj (Hunsel) wind [SGV (1914)] III-4-4
winderig weer windachtig (weer): windj echtig (Hunsel), winderig (weer): winjərich (Hunsel) winderig [SGV (1914)] || winderig, gezegd van het weer [zuchtig] [N 81 (1980)] III-4-4
windstilte geen wind: gèjnə wintj (Hunsel), windstil (weer): wintjstil (Hunsel) windstil, zonder wind, gezegd van het weer [blak, stil] [N 81 (1980)] || windstilte, toestand dat er geen wind is [blakte] [N 81 (1980)] III-4-4
winkelhaak winkelhaak: weŋkelhǭk (Hunsel), winkelhoak (Hunsel) Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || winkelhaak [SGV (1914)] II-7, III-1-3
winnen winnen: (w)ine (Hunsel) winnen [GTRP (1980-1995)] III-3-2
winterkoninkje winterkoninkje: wintjerkeuninkske (Hunsel) Hoe heet de winterkoning? [DC 06 (1938)] III-4-1
winterwortelen moren: mūǝrǝ (Hunsel) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5
wippen wippen: (w)upe (Hunsel) wippen [GTRP (1980-1995)] III-3-2