id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19306 | wispelturig | veranderlijk van zin: verangerlijk van zin (Hunsel) | wispelturig [SGV (1914)] III-1-4 |
25174 | wisselvallig weer | buiig (weer): bŭŭjich (Hunsel), kwakkelachtige lucht: kwakəlèchtigə locht (Hunsel), loerachtig (weer): loorèchtich (Hunsel) | lucht die regenachtig weer betekent [treuzellucht] [N 81 (1980)] || lucht die wisselvallig weer betekent [kwaklucht, knoeilucht] [N 81 (1980)] || nu eens regenen, dan weer helder zijn, gezegd van het weer [N 81 (1980)] III-4-4 |
24521 | witte abeel | beel: abeel [het woord populier is doorgestreept] bêl (Hunsel) | populier [SGV (1914)] III-4-3 |
20575 | witte kaas, wrongel | fluitkaas: fluitkîes (Hunsel) | hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] III-2-3 |
24280 | witte kwikstaart | akkermannetje: akkermènke (Hunsel), kwikstaart: kwikstert (Hunsel), kwikstaartje: kwikstertje (Hunsel) | kwikstaart [SGV (1914)] || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)] || witte kwikstaart III-4-1 |
24574 | witte waterlelie | kol: - kolle (Hunsel, ... ) | witte waterlelie [DC 17 (1949)], [N 37 (1971)] III-4-3 |
20620 | wittebrood | weg: wèk (Hunsel) | wittebrood [SGV (1914)] III-2-3 |
24907 | woensdagx | goensdag: Goonsdig (Hunsel) | Woensdag [SGV (1914)] III-4-4 |
25210 | wolkenbank | bank: bank (Hunsel) | lange streep wolken die onbeweeglijk aan de horizon hangt [bank] [N 81 (1980)] III-4-4 |
23337 | wonder | wonder: wónjer (Hunsel) | wonder [SGV (1914)] III-3-3 |