34240 |
geronnen melk |
zure melk:
zōr mɛlk (L320p Hunsel)
|
Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.]
I-11
|
32979 |
gerst |
gerst:
gęst (L320p Hunsel)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bɛrx (L320p Hunsel)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
18254 |
gesp |
gesp:
sjoon mèt ein gasp (L320p Hunsel)
|
gesp [schoenen m.e. ~ ] [SGV (1914)]
III-1-3
|
21319 |
getatewaal |
geteutel:
getóttel (L320p Hunsel)
|
getatewaal (gebrekkig spreken) [SGV (1914)]
III-3-1
|
18828 |
getob; tobben |
gemartel:
gemertel (L320p Hunsel)
|
gemartel [SGV (1914)]
III-1-4
|
20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwd vrouwmens:
gətraowt fraowməs (L320p Hunsel)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
21321 |
getuigen |
getuigen:
getuuge (L320p Hunsel)
|
getuigen [SGV (1914)]
III-3-1
|
21322 |
gevangenis |
gevangenis:
Opm. zo wordt het ook genoemd.
gevangenis (L320p Hunsel),
prison (<fr.):
Opm. de e is toonloos.
prezong (L320p Hunsel)
|
gevangenis [SGV (1914)]
III-3-1
|
17808 |
geven |
geven:
gêve (L320p Hunsel)
|
geven [SGV (1914)]
III-1-2
|