e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hunsel

Overzicht

Gevonden: 1928
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gieter gieter: geeter (Hunsel) gieter [SGV (1914)] III-2-1
gist gist: gęs (Hunsel), gɛs (Hunsel) Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] II-1
glad, glijdend glad: glaad (Hunsel) glad [SGV (1914)] III-4-4
glazig glazerig: glazərich (Hunsel) glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)] III-2-3
glijden sleuren: sleure (Hunsel) glijden [SGV (1914)] III-1-2
glimworm glimworm: glimworme (Hunsel), lichtwormpje: leechtwörmpke (Hunsel, ... ) glimworm [GV Gr (1935)], [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)] III-4-2
gluiperd valserik: valserik (Hunsel) gluiper [SGV (1914)] III-1-4
gluiperig geniepig: geniepig (Hunsel) gluiperig: hij is - [DC 16 (1948)] III-1-4
goedkoop goedkoop: gooie koup (Hunsel) goedkoop [SGV (1914)] III-3-1
goedzak goedzak: goodzak (Hunsel) goedzak [SGV (1914)] III-1-4