19688 |
gieter |
gieter:
geeter (L320p Hunsel)
|
gieter [SGV (1914)]
III-2-1
|
20949 |
gist |
gist:
gęs (L320p Hunsel),
gɛs (L320p Hunsel)
|
Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2]
II-1
|
24987 |
glad, glijdend |
glad:
glaad (L320p Hunsel)
|
glad [SGV (1914)]
III-4-4
|
20556 |
glazig |
glazerig:
glazərich (L320p Hunsel)
|
glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17853 |
glijden |
sleuren:
sleure (L320p Hunsel)
|
glijden [SGV (1914)]
III-1-2
|
24316 |
glimworm |
glimworm:
glimworme (L320p Hunsel),
lichtwormpje:
leechtwörmpke (L320p Hunsel, ...
L320p Hunsel)
|
glimworm [GV Gr (1935)], [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)]
III-4-2
|
18957 |
gluiperd |
valserik:
valserik (L320p Hunsel)
|
gluiper [SGV (1914)]
III-1-4
|
18956 |
gluiperig |
geniepig:
geniepig (L320p Hunsel)
|
gluiperig: hij is - [DC 16 (1948)]
III-1-4
|
21326 |
goedkoop |
goedkoop:
gooie koup (L320p Hunsel)
|
goedkoop [SGV (1914)]
III-3-1
|
18954 |
goedzak |
goedzak:
goodzak (L320p Hunsel)
|
goedzak [SGV (1914)]
III-1-4
|