e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hunsel

Overzicht

Gevonden: 1928
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koppig koppig: köppig (Hunsel) koppig [SGV (1914)] III-1-4
kornoelje (alg.) kornoelje: kurnoelje (Hunsel) kornoelje [SGV (1914)] III-4-3
kortademig dempig: dempig (Hunsel) dempig [SGV (1914)] III-1-2
kortwieken kortwieken: kortwēkǝ (Hunsel) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12
kostganger kostganger: kostgenger (Hunsel) kostganger [SGV (1914)] III-3-1
koud, mistig en somber weer donker (weer): dònkel wêr (Hunsel), mot: mōēt (Hunsel), mottig (weer): mōētich (Hunsel) donker [~ weer] [SGV (1914)] || mist, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mistig weer [motlucht, moorweer, mokweer] [N 81 (1980)] III-4-4
koude noordenwind, bijs koude wind: eine koaje windj (Hunsel) koude [een ~ wind] [SGV (1914)] III-4-4
kous: algemeen hoos: hoos (Hunsel, ... ) Hoe noemt men de kous (de lange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] || kous [SGV (1914)] III-1-3
kouter kouter: kǫu̯tǝr (Hunsel) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kraakbeen knoers/knors: knórs (Hunsel) kraakbeen [SGV (1914)] III-1-1