e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L289a plaats=Hushoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
neusriem naasriem: nāsrēm (Hushoven) Leren riempje van het hoofdstel dat over de neus van het paard loopt. [N 13, 23] I-10
nicht nicht: nicht (Hushoven, ... ) nicht || nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)] III-2-2
niet drachtig gust: gø̜st (Hushoven) [JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.] I-11
nietsnut nikswaard: nikswaert (Hushoven) nietsnut, iemand die voor niets deugt III-1-4
nieuwe maan nieuw licht: nów leecht (Hushoven) nieuwe maan III-4-4
nieuwsgierig naaswijs: naaswies (Hushoven), nieuwsgierig: nouwsgierig (Hushoven) nieuwsgierig || nieuwsgierig, benieuwd: die vrouw is erg - [DC 16 (1948)] III-1-4
nieuwsgierigaard gaperd: gaapert (Hushoven), muizennaas: moêzenaas (Hushoven), nieuwsgierige naas: nówsgierige naas (Hushoven), vangnaas: vengnaas (Hushoven) nieuwsgierig iemand || nieuwsgierig persoon || nieuwsgierige neus III-1-4
nijdnagel ring: reng (Hushoven) Hoe noemt men een los stukje vel aan de rand van de nagel van een vinger? (Nederl. nij(d)nagel, dwangnagel, stroopnagel). [DC 30 (1958)] III-1-2
nijptang nijptang: nī.ptaŋ (Hushoven) In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.] II-11
niknak niknakje: Uitsluitend mv. Heilige Nik-nak és de petroën van de kepotte zokke  niknekskes (Hushoven) kleine koekjes in de vorm van een dierenfiguurtje III-2-3