e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L289a plaats=Hushoven

Overzicht

Gevonden: 1999
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geil, wellustig hitsig: hitsig (Hushoven) hartstochtelijk, zeer vurig III-2-2
geit geit: gęi̯t (Hushoven) Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.] I-12
geitestal geitestal: gęi̯te[stal] (Hushoven) De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.] I-6
gek bram?: bram (Hushoven) gek (bijvoeglijk nmw.) III-1-4
gek persoon flabbes: flabbes (zn.) (Hushoven), flap: flap (zn.) (Hushoven), gadenpaap: gaajepaap (zn.) (Hushoven), geelis: geelis (zn.) (Hushoven) gek || komiek, zot dwaas || komiek, zot, dwaas III-1-4
geknotte wilg soets: soêts (Hushoven), wijde: wieje (Hushoven) de knotwilg (boom van het geslacht Salix) [DC 13 (1945)] || knotwilg III-4-3
gekraagde roodstaart wijntemper: wiêntêmper (Hushoven) tapuit, gekraagde roodstaart III-4-1
gelderse roos balroos: viburnum opulus  bâlroeës (Hushoven) balroos, sneeuwbal III-4-3
gele ganzebloem goudbloem: goutbloom (Hushoven) gele ganzebloem III-4-3
gele kwikstaart kwikstaart: kwikstert (Hushoven) kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] III-4-1