e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hushoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nazaat nazaat: naozaat (Hushoven) nakomeling, afstammeling III-2-2
neef neef: naef (Hushoven), neen  nèf (Hushoven) neef || neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)] III-2-2
nek nek: nek (Hushoven) nek [DC 01 (1931)] III-1-1
nerf van de weide erf: ɛrǝf (Hushoven) Begroeide bovenlaag van wei- of hooiland; grasmat, graslaag. Zie ook de lemma''s ''nerf van de akker'' en ''groes'', ''met gras begroeide grond'' in de aflevering over de Landerijen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N 14, 51; N 18, 12 add.; monogr.] I-3
nest nest: nest (Hushoven) nest III-4-1
nestelen timmeren: tummere (Hushoven) nest bouwen III-4-1
nestverlater vlug: vlögk (Hushoven, ... ) vogeltje || vogeltje, vlug III-4-1
neteldoek neteldoek: nētǝldōk (Hushoven) Oorspronkelijk uit netelgaren, later van licht katoen of mousseline vervaardigd los weefsel in effen binding (Van Dale, pag. 1812). De woordtypen zaandoek, kaasdoek en biestdoek duiden erop dat neteldoek ook gebruikt wordt om melk door te zeven, terwijl berendoek wijst op het feit dat neteldoek dienst kan doen als persdoek bij de bereiding van bessensap. Neteldoek wordt ook gebruikt om kwark te maken. [N 62, 83; N 62,82; N 62, 98; MW; Wi 11; monogr.] II-7
netmaag muts: møts (Hushoven) De tweede maag van de koe, de langwerpige maag. [N 28, 81; A 9, 11b] I-11
neus neus: naas (Hushoven) neus [DC 01 (1931)] III-1-1