e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hushoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omheining van ijzeren spijlen hek: hęk (Hushoven) Omheining van ijzeren spijlen of staven. [A 25, 4e] I-8
omheining van opstaande latjes hek: hęk (Hushoven) Omheining getimmerd van opstaande latjes, meestal rond een tuin of hof. [A 25, 4d; monogr.] I-8
omheining van palen hek: hęk (Hushoven) Omheining van palen, verbonden door enkele latten of ruwe planken. [A 25, 4c; monogr.] I-8
omwalde akker beschermde akker: bǝsxɛrmdjǝn akǝr (Hushoven) Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.] I-8
ondergronder, woeler ondergronder: oŋǝrgrondǝr (Hushoven), wroeter: vrø̄tǝr (Hushoven) De ondergronder of woeler was een aparte ploeg zonder kouter en riester, maar met een lansvormige schaar of twee in tegenovergestelde richting geplaatste messen vóór op het ploeghoofd. Vaak werd de oude aanaardploeg tot ondergronder omgebouwd. Met deze ploeg, die vóór de gewone ploeg uitging of erop volgde, werd de ondergrond, de bodem van de voor opengebroken. Men kon ook met de gewone ploeg de ondergrond losrakelen, door op de plaats van de voorschaar of het kouter, dan wel aan of onder de ploeghiel een woelschaar, een woelhaak of woelmes aan te brengen. Aldus werd tegelijkertijd de bovengrond geploegd en de ploegzool opengebroken. [N 11, 33j; N 11A, 76a + 76b + 77; N 27, 14] I-1
onderhaam onderhaam: oŋǝrhām (Hushoven) Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.] I-10
onderkussen, peluw hoofdpeluw: høͅi̯tpø͂ͅleŋ (Hushoven), hoofdpulf: høͅi̯tpøͅləf (Hushoven, ... ), høͅi̯tpøͅləft (Hushoven) hoofdpeluw || peluw onder hoofdkussen III-2-1
onderlip onderlip: onderlup (Hushoven) onderlip [DC 01 (1931)] III-1-1
onderstaart staartbalk: stɛrt˱balǝk (Hushoven) De onderstaart is het achterste verbindingsstuk tussen de ploegboom en de onderbalk. Naar boven toe loopt de onderstaart uit in de ploegstaart. [N 11, 31.I.i; N 11A, 84f] I-1
onderste band van de schoof onderste band: ǫŋǝrstǝ [band] (Hushoven) Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22a] I-4