30477 |
pannen poppen |
pannen poppen:
panǝ popǝ (L289a Hushoven),
poppen:
popǝ (L289a Hushoven)
|
De voegen tussen dakpannen met behulp van stropoppen afdichten. Het woordtype 'poppen' werd in L 210 en omgeving ook gebruikt voor ø̄het fabriceren van bosjes stro voor het dekken van oude dakenø̄. [monogr.; N 32, 44d]
II-9
|
19434 |
pannen schuren |
schuren:
sxōrə (L289a Hushoven)
|
metaal met behulp van water en zand of andere schurende middelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
20700 |
pannenkoek |
koek:
bógk@ssekook, körsekook, spekkook, krîntekook
kook (L289a Hushoven)
|
pannenkoek, koek
III-2-3
|
18295 |
pantoffel |
pantoffel:
pantoeffels (L289a Hushoven),
slof:
sloffen (L289a Hushoven)
|
Hoe noemt men de pantoffels? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
20558 |
pap |
pap:
pap (L289a Hushoven)
|
pap [DC 35 (1963)]
III-2-3
|
18183 |
passen |
passen:
pasǝ (L289a Hushoven)
|
Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.]
II-7
|
20058 |
passiebloem (passiflora coerulea) |
bloedbloem:
bloótbloom (L289a Hushoven)
|
passiebloem
III-2-1
|
20685 |
patates frites |
friet:
Verklw. frietje
friet (L289a Hushoven)
|
patates frites
III-2-3
|
24223 |
patrijs |
patrijs:
petries (L289a Hushoven)
|
patrijs
III-4-1
|
33562 |
peen, wortel |
moren:
moeër (L289a Hushoven)
|
peen, wortel
I-7
|