27904 |
raam |
raam:
rām (L289a Hushoven
[(+)]
),
venster:
ve.nstǝr (L289a Hushoven
[(+)]
)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
33575 |
raapstelen |
kelen:
mv.
keêle (L289a Hushoven)
|
raapstelen
I-7
|
20801 |
raapstelenstamppot |
kelenmoes:
keelemoos (L289a Hushoven)
|
stamppot van raapstelen
III-2-3
|
19057 |
raar, vreemd |
aardig:
aarig (L289a Hushoven),
raar:
raar (L289a Hushoven, ...
L289a Hushoven),
vreemd:
vreemdj (L289a Hushoven),
vrieëmtj (L289a Hushoven)
|
eigenaardig, vreemd, mooi, leuk, sympathiek || raar [DC 02 (1932)] || vreemd || vreemd: Hoe luidt in uw dialect het woord - [DC 19 (1951)]
III-1-4
|
28447 |
raat |
graat:
grǭt (L289a Hushoven)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
33576 |
rabarber |
rabarber:
rebârber (L289a Hushoven)
|
rabarber
I-7
|
33577 |
radijs |
radijs:
rediês (L289a Hushoven)
|
radijs
I-7
|
18167 |
rafel |
franjel:
frāānjels (L289a Hushoven)
|
Hoe noemt men de losse draden, die uit een weefsel loslaten? (Nederl. rafels) [DC 31 (1959)]
III-1-3
|
19576 |
ragebol |
spinnenjager:
spenəjiəgər (L289a Hushoven)
|
ragebol
III-2-1
|
19433 |
ramen lappen |
zemen:
zīmə (L289a Hushoven)
|
ramen zemen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|