e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hushoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slot knip: knep (Hushoven), slot: slūət (Hushoven) slot III-2-1
sluitmand sluitmand: slū.tmaŋ (Hushoven  [(hierin bewaarde de meid haar kleren als ze in een betrekking ging)]  ) In het algemeen een uit wissen gevlochten mand met een deksel. [N 40, 109; monogr.] II-12
slurpen slurpen: slörpe (Hushoven, ... ) je moet niet zo slurpen [DC 35 (1963)] || slurpen III-2-3
smaken smaken: smaake (Hushoven) smaken III-2-3
smakken smekkelen: Zitj toch neet te smekkele aan taofel  smekkele (Hushoven), smekken: smekke (Hushoven) smakken, bij het eten met de mond een onbeleefd smakkend geluid maken III-2-3
smalen smalen: smaêle (Hushoven) smalen, snieren III-1-4
smalle buikriem buikketting: būkkęteŋ (Hushoven) Riem of ketting die onder de buik van het paard doorloopt en beide strengen verbindt. Vergelijk ook lemma Brede Buikriem. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 61] I-10
smalle weegbree rib: rup (Hushoven) weegbree, smalle — III-4-3
smeden smeden: smiǝjǝ (Hushoven) In het algemeen de vorm van, doorgaans gloeiende, stukken metaal veranderen door ze met een hamer te bewerken. Bij het ɛuitsmedenɛ en ɛuithalenɛ wordt de lengte of de vorm van het stuk metaal groter, terwijl de dikte afneemt. Zie ook het lemma "uitsmeden van een splits" en het lemma "uittrekken, uithalen" in Wld II.3, pag. 140. Bij het (op)stuiken wordt de dikte van het metaal vergroot, terwijl de lengte afneemt. Tot het smeedwerk wordt ook het lassen gerekend. Zie ook de toelichting bij deze lemmata.' [N 33, 1c; Wi 39; S 33; monogr.] II-11
smeerpoes klamot: cf. WNT VII,2 s.v. "klamot". Aanm. voor vla. klamot in andere betekenissen (o.a. "vuile slons") Zie ook CV  klaamót (Hushoven), onnut: onnöt (Hushoven), vetkanis: vétkaanes (Hushoven), vetkei: vétkej (Hushoven) deugniet, vuilpoes, waardeloos persoon || smeerpoes || smeerpoets || vuilpoets III-1-4