24701 |
smeerwortel |
heilbeen:
symphytum officinale; geneeskrachtige plant
heilbein (L289a Hushoven)
|
smeerwortel
III-4-3
|
19421 |
smeulen |
ameren:
om het vuur te houden werd \'s avonds \'n turf gestookt die dikwijls \'s morgens ook nog aomerdje
ōͅmərə (L289a Hushoven)
|
vonken
III-2-1
|
27252 |
smid |
smid:
smīǝt (L289a Hushoven
[(mv smīǝj)]
)
|
In het algemeen een handwerksman die metaal, meestal ijzer, met behulp van hamers en andere gereedschappen bewerkt om er werktuigen of andere voorwerpen van te vervaardigen. Doorgaans wordt het metaal voor de verwerking in de smidsvuurhaard verhit en vervolgens op het aambeeld met behulp van smeedhamers in een bepaalde vorm gesmeed. Het woordtype vlammer (Q 113) is een afleiding van het werkwoord vlammen (vlɛmǝ) dat onder meer "slaan" kan betekenen. Vgl. ook RhWb II, kol. 548 s.v. Flammer, "Schmied".' [Wi 6; S 33; L 6, 78; L 8, 99; Weijnen BN 4, 6; N 33, 1a-b; monogr.]
II-11
|
31192 |
smidse |
smis(se):
smes (L289a Hushoven)
|
In het algemeen de werkplaats van een smid en meer in het bijzonder de plaats waar de smidsvuurhaard is ondergebracht. Zie ook afb. 1. [N 33, 5; S 33; JG 1a; JG 1b; monogr.]
II-11
|
19361 |
snauwen, grauwen |
grauwelen:
grauwele (L289a Hushoven),
snauwen:
snauwe (L289a Hushoven)
|
grauwen: Je hoort hem de hele dag snauwen en - [DC 35 (1963)] || snauwen: Je hoort hem de hele dag - en grauwen [DC 35 (1963)]
III-1-4
|
24388 |
sneep |
koemoel:
vis
kowmoel (L289a Hushoven)
|
sneep (vis)
III-4-2
|
25192 |
sneeuwbui |
sneeuwbui:
snieëbuj (L289a Hushoven)
|
sneeuwbui
III-4-4
|
25137 |
sneeuwen |
sneeuwen:
schnieën (L289a Hushoven),
sneije (L289a Hushoven),
- Weerts (ook wel stadweerts genoemd) en Buitenijen (= de kerkdorpen rondom de stadskern: snietj, sniedje, gesnietj; - het Nederweerts en het Ospels: sni-jtj, sni-jdje, gesni-jtj. ps. JK nakijken!
sni-jje (L289a Hushoven)
|
sneeuwen [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
20115 |
sneeuwklokje |
naaksmannetje:
mv.
naaksmenkes (L289a Hushoven)
|
sneeuwklokje
III-4-3
|
25191 |
sneeuwx |
sneeuw:
schneè (L289a Hushoven),
sniee (L289a Hushoven),
snieë (L289a Hushoven)
|
sneeuw [DC 03 (1934)]
III-4-4
|