19736 |
soda |
soda:
sau̯da (L289a Hushoven),
vim:
vem (L289a Hushoven)
|
de witte stof, die door kruideniers en drogisten wordt verkocht in poedervorm en die gebruikt wordt om de was uit te koken, om hard water zacht te maken en in een bad waarvan men b.v. een zwerende vinger onderdompelt? (soda) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
20664 |
soep |
sop:
Verklw. söpke e Lekker söpke: lekkere soep
sop (L289a Hushoven)
|
soep
III-2-3
|
19521 |
soepterrine |
soepterrine:
soͅptrin (L289a Hushoven)
|
soepterrine
III-2-1
|
20512 |
soepvlees |
soepenvlees:
soppevleîs (L289a Hushoven)
|
soepvlees
III-2-3
|
18196 |
sok |
sok:
zok (L289a Hushoven, ...
L289a Hushoven)
|
Hoe noemt men de sok (de halflange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
20724 |
soldaatjes |
krapjes:
krepkes (L289a Hushoven),
paardjes:
uitsluitend mv.
pertjes (L289a Hushoven),
soldaatjes:
Uitsluitend verklw.
suldäötjes (L289a Hushoven)
|
gebakken stukjes brood || stukjes geroosterd brood of blokjes spek, die in de erwtesoep werden gedaan || uitgebakken stukjes spek, ook kleine stukjes geroosterd brood bij erwtensoep
III-2-3
|
31504 |
solderen |
solderen:
sǫldiǝrǝ (L289a Hushoven)
|
Twee of meer metalen delen door middel van soldeersel met elkaar verbinden. Het soldeersel is een metaal of een legering waarvan het smeltpunt lager ligt dan dat van de te verbinden metalen. Het wordt tijdens het solderen met behulp van een soldeerbout, een soldeerlamp, etc. verhit en vloeibaar gemaakt. De te verbinden vlakken worden vóór het solderen met een vloeimiddel gereinigd om het hechten van het soldeersel te vergemakkelijken en om oxidatie van het te solderen materiaal tegen te gaan. Zie ook het lemma "hardsolderen". [N 64, 28a; N 100, 19; L 7, 12; monogr.; N 33, 194 add.]
II-11
|
32576 |
soorten van dierlijke mest |
hennemest:
henǝ[mest] (L289a Hushoven),
paardsmest:
pē̜rs[mest] (L289a Hushoven)
|
De termen voor de verschillende soorten van dierlijke mest zijn op deze plaats in een lemma verenigd, omdat er (met name door N 11 en N 11A) in het kader van de bemesting van akker en weide naar werd geïnformeerd. Ze zouden evengoed passen in de sfeer van het uitmesten van de stallen en de mestbereiding, ook al kan men voor bepaalde gewassen de akker het best bemesten met de mest van een bepaalde veesoort en zal men in de mestvaalt sommige soorten dierlijke mest afzonderlijk verzamelen. In sommige plaatsen wordt naast of in plaats van (stal)mest het woordtype koestalmest of koemest gebruikt ter aanduiding van natuurlijke mest. Dat is niet verwonderlijk wanneer men bedenkt dat op de boerderij de meeste mest geproduceerd wordt door de koeien. In dit lemma zijn geen benamingen opgenomen, die specifiek zijn voor de uitwerpselen van de genoemde diersoorten. Voor de plaatselijke varianten van -[mest [JG 1a + 1b add.; A 9, 24 + 25; N 11, 27; N 11A, 5a t /m f; N M, 10a + b add.; L 20, 22f; A 4, 22f]
I-1
|
33224 |
sorteermachine |
sorteerder:
sǫrtīrdǝr (L289a Hushoven)
|
Het toestel bestaande uit enkele schuddende zeven met gaten van verschillende afmetingen waar de aardappelen overheen worden geleid en naar grootte gesorteerd. [N 12, 32]
I-5
|
33222 |
sorteren met de hand |
uitrapen:
ūtrāpǝ (L289a Hushoven)
|
Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.]
I-5
|