e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hushoven

Overzicht

Gevonden: 1999
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blaffen bellen: beule (Hushoven), blaffen: blaffe (Hushoven) blaffen III-2-1
blaker blaker: blōͅkər (Hushoven) luchter III-2-1
blankvoorn, voorn geeloog: gaeloug (Hushoven), ruts: ruts (Hushoven) blankvoorn || voorn III-4-2
blauwe bosbes molsbeer: môlsbieër (Hushoven), -  molsbier (Hushoven, ... ), waalsbeer: waolsbieër (Hushoven) blauwe bosbes [DC 13 (1945)] || bosbes || bosbes, blauw III-4-3
blauwe vleesvlieg, bromvlieg bromvlieg: bromvlēēg (Hushoven), dikke vlieg: dikke vlēēg (Hushoven) bromvlieg (legt eieren in geslacht vlees) [DC 18 (1950)] III-4-2
blauwsel blauwsel: blau̯səl (Hushoven) zakje blauw, werd door de vrouwen gebruikt in de was. Deze kleurstof was verpakt in blauw-wit gestreepte pakjes. Na het spoelen van de was vplgde het bleken met zuiver water, waaraan men blauwsel als bleekmiddel toevoegde III-2-1
blekijzer stroop: strø̜jp (Hushoven) Gereedschap waarmee men de wissen blekt. Meestal is dit een ijzeren klem die op een zwaar stuk hout bevestigd is. Zie ook afb. 263. Soms wordt ook een gespleten stok gebruikt die in de grond gestoken wordt. Dit laatste is het geval in Stramproy (L 318). In Zonhoven (Q 1) gebruikt men een dikke eiken stok als kliever en in Diepenbeek (Q 71) heeft men daarvoor twee ijzers in een V-vorm. [N 40, 24; N 40, 27; N 40, 30; monogr.] II-12
blij blij: bli-j (Hushoven) blij, verheugd III-1-4
blik blik: bliǝk (Hushoven) Vertind dun plaatstaal, bladmetaal. [monogr.] II-11
blikslager blikslager: blīǝkslīǝgǝr (Hushoven) Ambachtsman die blik verwerkt en blikken voorwerpen herstelt. [N 66, 55a; Wi 2; L 34, 17a; monogr.] II-11