id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
32707 | een weide scheuren | de groes omdoen: dǝ grōs˱ [omdoen] (Hushoven), diep omdoen: [diep omdoen] (Hushoven), schellen: sxęlǝ (Hushoven) | Een weide scheuren is het omploegen van weiland, vooral om het daarna als akkerland te gebruiken. Voor (delen van) varianten die hieronder in de [... [JG 1a + 1b + 1c + 1d; N 11, 42a + b + c; N 11A, 114 + 115a + b; monogr.] I-1 |
34495 | een zandbad nemen | zich koekelen: zex kukǝlǝ (Hushoven) | Met de vleugels een zandbad nemen in de zonneschijn, gezegd van kippen. [N 19, 61b; A 28, 13a; A 28, 13b; Lu 6, 13a; Lu 6, 13b; monogr.] I-12 |
24584 | eendekroos | eendemoos: aendjemoos (Hushoven) | eendekroos III-4-3 |
33414 | eendenhok | eendenkooi: ēnjǝkūǝi̯ (Hushoven) | Afgeschotte ruimte in de stal, doorgaans vlak bij de kippenkooi, waar men eenden houdt. [A 10, 9j] I-6 |
34400 | eenmaal geschoren schaap | scheerling: sxē̜rleŋ (Hushoven) | Bedoeld wordt een schaap dat eenmaal is geschoren en één paar vaste tanden heeft. Het schaap wordt voor de eerste keer geschoren als het ongeveer 15 maanden oud is. Het heeft twee tanden als het ongeveer een-en-driekwart jaar oud is. Men kan zeggen dat het in dit lemma gaat om een schaap van ongeveer 15 maanden tot ongeveer 2 jaar. [N 77, 12; N 77, 13; N 70, 6a; JG 1d; AGV, m 3; monogr.] I-12 |
32631 | eenscharige ploeg, rondgaande ploeg, voetploeg, radploeg, karploeg | hondsploeg: hoŋ(k)s[ploeg] (Hushoven), reeploeg: rīǝ[ploeg] (Hushoven), rondploeg: ron(t)[ploeg] (Hushoven) | In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor a) de oude, houten, later ook ijzeren voetploeg, die in plaats van een schaats soms een wieltje had; b) de oude houten, later ook wel ijzeren karploeg waarmee men ofwel naar één kant, dus "rond" moest ploegen ofwel heen en weer kon ploegen, omdat kouter en riester op een naar rechts resp. naar links om te ploegen voor konden worden ingesteld. De oude ploeg kon, zoals de voetploeg in K 315, 353, 359 en Q 27 en de houten karploeg in L 115, ook gewoon "de ploeg" genoemd worden, omdat hij ter plaatse destijds het enige of meest gebruikte type was. Voor zijn opvolger, en met name de wentelploeg, kwam dan meestal een bijzondere term in gebruik. [N 11, 30 + 32c + 32e; N 11A, 67 + 68 + 69 + 75e + 78 + 97 + 114; N J, 10 add.; JG 1a + 1b; N 12, 25 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; A 33 add.; div.; monogr.] I-1 |
19119 | eer | eer: ieër (Hushoven) | eer III-1-4 |
33121 | eerste rij schoven van het dorsbed | eerste bed: īrstǝ [bed] (Hushoven) | De meest gebruikelijke inrichting van het dorsbed bestaat uit één lange rij schoven, in de lengterichting van de dorsvloer achter elkaar gelegd, en daarop een tweede laag die bestaat uit twee rijen, met de koppen van de schoven naar elkaar toegekeerd, zodat de aren op de eerste, ondersterij rusten. In dit lemma staan de benamingen van de eerste, onderliggende rij bijeen, die in lengterichting achter elkaar liggen. Opmerkenswaard (en elders ongebruikelijk) is hetgeen de zegsman van L 330 opgeeft: "drie of vier schoven werden losgemaakt en uitgespreid over de dorsvloer voordat het eigenlijke bed van twee rijen schoven met de koppen naar elkaar toe werd gelegd". Voor de fonetische documentatie van de woord(delen) [bed] en [brei], zie het lemma ''dorsbed, de laag schoven op de dorsvloer'' (6.1.16). Zie ook afbeelding 11, a.' [N 14, 17a; JG 1c, 2c; monogr.] I-4 |
20613 | eetlust | fames: faames (Hushoven), fanes: Ich hep ¯ne gooje faanes faa’nes (Hushoven) | honger, trek III-2-3 |
24430 | egel | stekelvarken: staekelvêrreke (Hushoven), stekelverken (Hushoven) | egel [DC 04 (1936)] III-4-2 |