e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hushoven

Overzicht

Gevonden: 1999
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kattenstaart donderpoezen: mv.  dónderpoeze (Hushoven) kattestaarten III-4-3
kauw kauw: kaw (Hushoven), kauwtje: kauwke (Hushoven) Hoe heet de kauw? [DC 06 (1938)] || kauw III-4-1
keel, strot keel: keil (Hushoven), strot: stroot (Hushoven) keel (uitwendig) (strot) [DC 01 (1931)] III-1-1
keep spaanse bokvink: spaanse bókvînk (Hushoven) keep III-4-1
keerstrook, wendakker voordel: vøę̄rǝl (Hushoven), vø̄rǝl (Hushoven) Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.] I-1
kelder kelder: kɛldər (Hushoven) kelder III-2-1
keldergat keldersgat: kɛldərs˃gāt (Hushoven) vensteropening van kelder III-2-1
kennen kennen: kinne (Hushoven) kennen III-1-4
kennis kennis: kinnes (Hushoven) kennis III-2-2
keper keper: kē̜pǝr (Hushoven) Elk van de balkjes van ongeveer 5 x 7 cm dikte, die op 50 cm afstand van elkaar verticaal over de gordingen worden gespijkerd. Zie ook afb. 49o. [N 54, 175; monogr.; div.] II-9