e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hushoven

Overzicht

Gevonden: 1999
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleinkinderen kindskinder: uitsluitend in mv.  kinskînjer (Hushoven) kleinkinderen III-2-2
kleinzoon kleinzoon: kleinzoeën (Hushoven) kleinzoon III-2-2
kleiput leemkuil: lęj.mkūl (Hushoven) Delfplaats waar klei als grondstof voor de fabricage van bakstenen met de hand wordt gestoken of met behulp van machines wordt afgegraven. [N 98, 17; monogr.] II-8
kliefhout bremenklover: briǝmǝklø̜jvǝr (Hushoven) Het houtje of ijzertje waarmee men wissen klieft. Zie ook afb. 265. [N 40, 86; monogr.] II-12
kliekje klitsklatsje: uitsluitend mv. uitsluitend verklw.  klitskletskes (Hushoven) kliekje III-2-3
klieven wijdenhout kloven: wejǝnhǫwt klø̜jvǝ (Hushoven) De wissen met behulp van een kliefhout in drieën of vieren splijten. Daartoe wordt er eerst met behulp van een mes een insnijding in de wis gemaakt. [N 40, 85; monogr.] II-12
klimop wintergroen: weentjergreun (Hushoven) klimop III-4-3
klink voor de riesterstaaf verstelplaat: vǝrstęlplāt (Hushoven) De beugel met gaatjes, die soms onder aan de ploegstaart was aangebracht ter bevestiging van de stang waarmee de stand van het riester geregeld kon worden. [N 11, 31.V.d add.] I-1
klit klis: klis (Hushoven) klissekruid III-4-3
klokhuis keets: kits (Hushoven), kits: kits (Hushoven) Hoe noemt men het binnenstee van een appel? (klokhuis) [DC 31 (1959)] || klokhuis I-7, III-2-3