24651 |
klokje (alg.) |
klokje:
campanula rotundiflora
klökskes (L289a Hushoven)
|
grasklokje
III-4-3
|
18230 |
klomp |
klomp:
kloomp (L289a Hushoven),
kloompen (L289a Hushoven),
klōmp (L289a Hushoven)
|
Hoe noemt men de hiernaast afgebeelde houten voetbekleedsels ? (klompen) [DC 15 (1947)] || Hoe noemt mn een enkele van deze voetbekleedsels ? [DC 15 (1947)] || In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.]
II-12, III-1-3
|
18245 |
klompschoen |
klomp:
indien het bovengedeelte van leer is, heet dit voetbekleedsel gewoon kloomp, is echter het hele bovengedeelte van hout da heet het schippersklomp
kloomp (L289a Hushoven)
|
Hoe noemt men deze voetbekleedsels, indien het bovengedeelte op de voet niet van hout, maar van leer is gemaakt ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
21080 |
knabbelen |
knauwelen:
knoûwele (L289a Hushoven)
|
kauwen, knagen, knabbelen
III-2-3
|
19043 |
knap meisje |
aardig maagdje:
aarig maechtje (L289a Hushoven)
|
mooi meisje
III-1-4
|
34256 |
kneden |
kneden:
knaǝi̯ǝ (L289a Hushoven)
|
De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.]
I-11
|
24186 |
kneu |
heiknuiter:
hei-knuiter (L289a Hushoven),
heivink:
hejvînk (L289a Hushoven),
knuiter:
knuiter (L289a Hushoven)
|
Hoe heet de kneu? [DC 06 (1938)] || kneu
III-4-1
|
33939 |
knevels |
knevels:
knēvǝls (L289a Hushoven)
|
Beide haakjes aan de bitringen, die aan het hoofdstel worden opgehangen. [N 13, 45]
I-10
|
17677 |
knie |
knie:
knie (L289a Hushoven)
|
knie [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
34221 |
knieband voor een stier of kalf |
kniezelen:
knejzē̜lǝ (L289a Hushoven)
|
IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.]
I-11
|