19383 |
leunstoel |
leunstoel:
lø͂ͅnstōl (L289a Hushoven)
|
leunstoel
III-2-1
|
20257 |
leven (zn.) |
leven:
zn
laeve (L289a Hushoven)
|
leven
III-2-2
|
24342 |
libel en waterjuffer |
poppenschreur:
póppeschruuër (L289a Hushoven),
snuffelter:
snuffeltēr (L289a Hushoven)
|
libel, alg. [DC 27 (1955)] || libel, beekjuffer
III-4-2
|
17540 |
lichaam |
lijf:
lief (L289a Hushoven)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
26527 |
licht, steenlicht |
vonderwerk:
vǫndǝrwę.rǝk (L289a Hushoven)
|
De inrichting waarmee de loper in verticale richting versteld kan worden om de afstand tot de onderste steen te regelen. De taats van het staakijzer of de kleine spil rust daartoe in een taatspot. In oudere molens is deze pot bevestigd op een zware balk, de vonderbalk. Deze balk scharniert aan één zijde in de houtconstructie van de molen, aan de andere zijde wordt hij omhooggehouden met een hefboom, bestaande uit een lichtijzer en een lichtboom met daaraan een koord of ketting en een gewicht. Later werd dit type lichtwerk vooral in watermolens vervangen door een ijzeren systeem. Daarbij staat de taatspot op een ijzeren lat die door middel van een regelrad op en neer geschroefd kan worden (Janssen, pag. 88/89). Zie ook afb. 85. Blijkens de opgaven is licht in P 53 en P 56 onzijdig. [N 0,23a; A 42A, 30; Sche 58; Vds 109; Jan 139; Coe 120; Grof 142; N O, 23p; monogr.; Vld]
II-3
|
19353 |
lichtgeraakt, kregel |
kreeg:
kraêf (L289a Hushoven),
neutelig:
nuuëtelig (L289a Hushoven),
neutelijk:
nuuëtelik (L289a Hushoven)
|
kregel, gemelijk, prikkelbaar || vervelend, lastig, prikkelbaar, humeurig
III-1-4
|
18881 |
liefkozen |
knoefelen:
knoefele (L289a Hushoven)
|
knuffelen
III-1-4
|
24343 |
lieveheersbeestje |
molentandje:
muuëletêntje (L289a Hushoven),
pimpernelletje:
pimpernelleke (L289a Hushoven)
|
lieveheersbeestje
III-4-2
|
26183 |
lijken |
luiken:
lø̜jkǝ (L289a Hushoven)
|
De touwen die in de rand van elk zeil zijn ingenaaid en waarmee het zeil aan de kikkers van de roede enerzijds en aan de toppen van de scheien anderzijds wordt vastgemaakt. [N O, 5b; A 42A, 70; monogr.]
II-3
|
20186 |
lijkstro |
rekstrooi:
rékstroeëj (L289a Hushoven),
wijpjes:
altijd mv."; "De kist werd vervoerd op een hoge kar zonder zijplanken. Het stro was bedoeld tegen het schommelen van de kist op de kar, want de wegen waren vroeger slecht
wiepkes (L289a Hushoven)
|
bosje stro waar de lijkkist op werd gezet || stro onder lijkkist
III-2-2
|