e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203b plaats=Ingber

Overzicht

Gevonden: 1089
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kuit kuit: WLD  ky(3)̄.t (Ingber) Hoe noemt u de eierstokken met eieren of de afgezetten massa eieren van vrouwelijke vissen (kuit, kiet, schot, zaad, schodder, krellekeskuit) [N 83 (1981)] III-4-2
kwaal kwaal: kwoal (Ingber), kwōͅL (Ingber) kwaal [DC 02 (1932)] || Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 84 (1981)] III-1-2
kwaken kwaken: WLD  kw‧ākə (Ingber) Hoe noemt u een kwakend geluid maken, gezegd van kikkers (kwaken) [N 83 (1981)] III-4-2
kwakzalver kwakzalver: kwa.kzaləvər (Ingber) Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (charlatan, plak, polak, kwakkelaar, waterziender, pisdokter, kwakzalver). [N 84 (1981)] III-1-2
kwanselen verkwanselen: verkwansele (Ingber) voortdurend zijn goederen ruilen of verkopen [kwanselen] [N 89 (1982)] III-3-1
kwart el, maat van 17 cm kwart: kwart (Ingber) de maat die een lengte aangeeftt van 17 cm, 1/4 deel van een el [kwaart, vierndeel, ferrel, verrel] [N 91 (1982)] III-4-4
kwastje aan een halsketting hanger: henger (Ingber), hangertje: hengerke (Ingber) gouden kwastjes aan een halsketting [trosjes] [N 86 (1981)] III-1-3
kwijl zever: zē.vər (Ingber) Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 84 (1981)] III-1-1
laag grond laag: laoŏg (Ingber), laag grond: v.  lōͅx˃ gront (Ingber) laag grond [laag, scheel, bank] [N 81 (1980)] III-4-4
lage kachel voor de ketel met was of veevoer duiveltje: dȳ.vǝlkǝ (Ingber) De lage kachel waarop de ketel met was of veevoer verwarmd wordt. De benamingen met ketel doen denken aan een gecombineerde ketel en kachel, vast verbonden, met een grote inhoud. Een bereklauw heeft drie poten. De kachel dient niet om een ruimte te verwarmen. Sommige benamingen wijzen op de afwezigheid van een kachel of op de aanwezigheid van een open vuur. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [L 23, 58c; monogr.] I-6