e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203b plaats=Ingber

Overzicht

Gevonden: 1089
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sluis erk?: erk (Ingber), sluis: sloes (Ingber) de inrichting waardoor twee wateren naar believen gescheiden of met elkaar in verbinding gebracht kunnen worden (sluis, erk, sas) [N 90 (1982)] III-3-1
sluismeester sluiswachter: sloeswachter (Ingber) de persoon die belast is met het toezicht op en het gebruik van een sluis, vooral van schutsluizen (sasmeester, sluismeester, sasser, sassenier) [N 90 (1982)] III-3-1
sluiten (van grond) drogen: dryəgə (Ingber), hel worden: hĕl wedde (Ingber) hard worden, gezegd van aarde [vervloeren, sluiten] [N 81 (1980)] III-4-4
sluitpin onder aan een poortvleugel pin: pe.n (Ingber), schoude: šǫu̯ (Ingber) Een poortvleugel kan aan de onderzijde gesloten worden door een korte metalen stang of pin te laten zakken in een gat in de drempel. Aan de bovenzijde is meestal een ring of haak waardoor de stang in de hoogste stand kan blijven hangen aan een pin als de poortvleugel geopend wordt. [N 4A, 47c] I-6
sluitspeld knipspang: vr.  kne.pšp‧aŋ (Ingber), toespang: toechschpang (Ingber), toeschpang (Ingber), toespang (Ingber) sluitspeld; speld waarvan de punt wordt vastgezet in een dopje of haakje zodat men zich daaraan niet kan bezeren, voor de luier [toespeld, knipspeld, bakelspeld] [N 86 (1981)] III-2-2
slurpen slurpen: šlø.rəpə (Ingber) slurpen; Hoe noemt U: Drank of vloeibaar voedsel hoorbaar opzuigen (slorpen, slurpen, slierpen, lerpen, lerwen, zabberen, slobberen) [N 80 (1980)] III-2-3
smakken knatsen: binnensmonds  kn‧atšə (Ingber), smetsen: šmɛ.tsə (Ingber) smakken; Hoe noemt U: Hoorbaar eten, een klappend geluid maken met de lippen of de tong bij het eten (smakken, smekken, smiksen) [N 80 (1980)] III-2-3
smullen smullen: hij houwt zich wat erin  heͅ.ə h‧øͅi̯t˃ zex˃ gɛt˃ dre (Ingber) lekkerbek; Hoe noemt U: Iemand die goed kan eten (lekkerbek, lekkertand, likkebaard, fijnbek, smulbaard, smuiger) [N 80 (1980)] III-2-3
snavel bek: beͅ.k (Ingber), snavel: šnā.vəl (Ingber) snavel: de hoornachtige bek van een vogel (snavel, bek) [N 83 (1981)] III-4-1
snee brood snede: šneͅ.i̯ (Ingber) snede; Hoe noemt U: Een snee brood (snee, rondommer) [N 80 (1980)] III-2-3