id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
24965 | vuil in sloten | rotzooi en nuttigheid: rotzooi en nùttigheiĕd (Ingber) | vuil, stro of zeewier in sloten of tegen dijken [geffeling, eek, vlot, lies, drift, geffel, gaf, bras, reek, deek] [N 81 (1980)] III-4-4 |
24966 | vuil waterx | onnut water: o. onnøt wātər (Ingber), vies water: vieès water (Ingber) | vuil water [mooswater, getwater] [N 81 (1980)] III-4-4 |
22342 | vuistslag op de rug | vuistslag: voesslegske (Ingber) | Een slag met de vuist op iemands rug [druts, does, dof]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
21457 | waarschuwen | zich aanstellen: ze.x ‧ānšt‧ɛlə (Ingber) | het geluid dat vogels maken wanneer men te dicht bij hun nest komt (kijven) [N 83 (1981)] III-4-1 |
17845 | wakker | wakker: wa.kər (Ingber) | Wakker: niet slapend (wakker, snuig). [N 84 (1981)] III-1-2 |
19477 | walm | kwalm: kwalm (Ingber), walm: walm (Ingber) | dikke vettige damp of rook (walm, kwalm, blaak, zwalm, galm) [N 90 (1982)] III-2-1 |
17929 | wandelen | trampelen: #NAME? tra.mpələ (Ingber), wandelen: wa.ndələ (Ingber) | Wandelen: gemakkelijk en zonder zich in te spannen gaan (wandelen, kuieren, kachelen, tuinen). [N 84 (1981)] III-1-2 |
25204 | warm weerx | warm (weer): werm (Ingber), weͅrəm (Ingber), zwoel (weer): sjwoel (Ingber) | warm, gezegd van het weer [smoel] [N 81 (1980)] III-4-4 |
19714 | wasbord | roeffel: roefel (Ingber), wasbred: weschbred (Ingber) | de plank waarover gegolfd zink geslagen is, waarop men vuil goed wast (troffel, roefel, wasbord) [N 90 (1982)] III-2-1 |
20484 | waterige kost | broei: br‧ø̄ (Ingber) | slobber; Hoe noemt U: Waterachtig voedsel (zwans, zwadder, zwadderatie, slidder, slierp, slobber, slobbering) [N 80 (1980)] III-2-3 |