| 20505 |
een borrel drinken |
zich een pitsen:
zex˂ ē p‧etšə (Q203b Ingber)
|
jenever drinken; Hoe noemt U: Jenever drinken (proeven, likken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 22484 |
een cadeau geven |
cadeau (fr.) geven:
cado gève (Q203b Ingber)
|
Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)]
III-3-2
|
| 22724 |
een cadeau krijgen |
cadeau (fr.) krijgen:
cado krĕge (Q203b Ingber),
cado kriege (Q203b Ingber)
|
Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)]
III-3-2
|
| 20508 |
een kater hebben |
kapot zijn:
ik was kapot
ex woͅar kapoͅ.t (Q203b Ingber)
|
kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 17887 |
een kuil graven |
een lok maken:
ə loͅ.ak mā.kə (Q203b Ingber)
|
kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 20178 |
een miskraam krijgen |
een misval krijgen:
dii̯ krich ənə me.sva.l (Q203b Ingber)
|
miskraam, Een ~ krijgen (opslagen, omslaan). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
| 17875 |
een pak slaag geven |
pezelen:
pizələ (Q203b Ingber, ...
Q203b Ingber),
zwamen:
šwāmə (Q203b Ingber)
|
pak slaag geven (batteren, foeksen, foempen, juinen, kletsen, naaien, peren, rossen, smeren, vegen). [N 84 (1981)] || slaan, Met een tak of zweep ~ (gipsen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 17876 |
een pak slaag krijgen |
ze gepezeld krijgen:
zə gəpizəlt krigə (Q203b Ingber),
ze gezwamd krijgen:
zə gəšwāmp krigə (Q203b Ingber)
|
Pak slaag (tek, travans, streep, smeer, batter, roefel, kiffel, pek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 22385 |
een spel kaarten |
spel:
spil (Q203b Ingber)
|
Een spel kaarten [stok, spel, speul]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 18077 |
een verkoudheid hebben |
de snop hebben:
dər šnu.p høͅbə (Q203b Ingber),
šnu.p (Q203b Ingber)
|
Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)]
III-1-2
|