20217 |
erfenis |
erfenis:
erfenis (Q203b Ingber)
|
het geheel van wat iemand van een overledene krijgt [erfenis, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20300 |
erfgenaam |
erfgenaam:
erfgenaam (Q203b Ingber)
|
degene die een erfenis of een gedeelte daarvan krijgt [erfgenaam, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21854 |
etalage |
winkelruit:
winkelroet (Q203b Ingber)
|
de grote winkelruit waarachter men zijn waren uitgestald heeft [vitrine, etalage] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22485 |
fakkeloptocht |
fakkeloptocht:
fakkeloptoch (Q203b Ingber)
|
Een optocht s avonds of s nachts waarbij fakkels meegedragen worden. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22664 |
fanfare |
fanfare:
fongfaar (Q203b Ingber)
|
Een muziekkorps dat bestaat uit koperen blaasinstrumenten en slagwerk [fanfare, fanfaar, muziek]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22431 |
feest |
kermis?:
kirmes (Q203b Ingber)
|
De bijeenkomst en samenzijn ter viering van een heuglijk feit of een gedenkdag [feest, kermis, begankenis]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22432 |
feesten |
feesten:
feesten (Q203b Ingber),
kermissen:
kermissen (Q203b Ingber),
vieren:
vieren (Q203b Ingber)
|
Een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18121 |
fijt |
fijt:
fī.t (Q203b Ingber)
|
nagelontsteking: De ontsteking van a) heeft ook het beenvlees van een vingerkootje aangetast; fijt (zwart, daal, vijt, fijt, fijk, fiek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21853 |
filiaal |
filiaal (<fr.):
filiaal (Q203b Ingber)
|
de tak van een handelshuis op een andere plaats dan waar het hoofdgebouw gevestigd is, bijwinkel [succursaal, filiaal, bijwinkel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24146 |
fladderen |
fladderen:
fl‧adərə (Q203b Ingber)
|
fladderen op gebrekkige wijze of bij korte beurten vliegen, gezegd van jonge vogels (flodderen, plodderen, plodden, vluggen, flaggeren, floddervleugelen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|