| 17742 |
proeven |
keuren:
k‧ōͅrə (Q203b Ingber),
proeven:
nieuw
pr‧ø̄və (Q203b Ingber)
|
proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 18221 |
pronken |
opgedirkt:
o.p˃gəd‧erəkt (Q203b Ingber),
opgemaakt:
o.p˃gəma.k (Q203b Ingber),
zich get menen:
zich get mienge (Q203b Ingber)
|
in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
| 20506 |
proosten |
aanstoten:
‧ānšt‧uətə (Q203b Ingber)
|
proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 21698 |
prop |
prop:
prop (Q203b Ingber)
|
een bal van samendrukbaar materiaal, bijv. papier [dompel, bol, prop] [N 91 (1982)]
III-3-1
|
| 20456 |
prostituée |
hoer:
hoer (Q203b Ingber),
vr.
h‧ōr (Q203b Ingber)
|
prostituée, publieke vrouw [hoer, lichtvink, deerne, blaar] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
| 18403 |
pruik |
pruik:
pruuk (Q203b Ingber),
vr.
pr‧yk (Q203b Ingber)
|
kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [kalot, pruik] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
| 20568 |
pruimen |
sjieken:
š‧ikə (Q203b Ingber)
|
pruimen; Hoe noemt U: Tabak kauwen (pruimen, sikken, sjikken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 20311 |
puber |
halfwas:
haofwas (Q203b Ingber)
|
puber; iemand tussen 15 en 18 jaar, in de levensperiode waarin de geslachtsrijpheid optreedt en zichzelf ontwikkelt, tevens periode van geestelijke rijping [puber, aankomeling] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
| 25014 |
punt, stip |
stip:
stip (Q203b Ingber),
tikje:
tikske (Q203b Ingber)
|
een zeer klein rond teken, een punt [stip, tikske] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 17594 |
pupil |
pupil:
pø.pel (Q203b Ingber)
|
Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|