22443 |
rommelpot |
foekepot:
foekepot (Q203b Ingber)
|
De pot die met een (varkens)blaas is overspannen; door het midden ervan is een rietje gestoken dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt [rommelpot, hoeperpot, foeperpot, foekepot]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18043 |
roodvonk |
roodvonk:
ruətvo.ŋk (Q203b Ingber)
|
Roodvonk: epidemische, zeer besmettelijke ziekte waarbij het lichaam overdekt wordt met rode vlekken (roodjong, plan, St. Antonisvuur). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24239 |
roofvogel, algemeen |
stootvogel:
št‧uət˃vu‧o͂ͅgəl (Q203b Ingber)
|
een roofvogel (klamper) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20516 |
rookvlees |
rookvlees:
rō.k˃vlē.š (Q203b Ingber)
|
rookvlees; Hoe noemt U: Een stuk gerookt vlees (krep, rookvlees) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20537 |
roosteren |
roosteren:
r‧yəstərə (Q203b Ingber)
|
roosteren; Hoe noemt U: Op een rooster braden (roosteren, horsen, hersen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20955 |
rot |
rot:
r‧oͅt (Q203b Ingber),
vuil:
vū.l (Q203b Ingber)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33534 |
rot, van fruit |
rot:
r‧oͅt (Q203b Ingber),
vuil:
vū.l (Q203b Ingber)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)]
I-7
|
20896 |
rotten |
rotten:
r‧oͅtə (Q203b Ingber),
verschrompelen:
iets anders dan rotten!
vəršrø.mpələ (Q203b Ingber)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33583 |
rotten, van fruit |
rotten:
r‧oͅtə (Q203b Ingber),
verschrumpelen:
iets anders dan rotten!
vəršrø.mpələ (Q203b Ingber)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
I-7
|
21330 |
royaal |
royaal (<fr.):
rójáál (Q203b Ingber)
|
royaal [DC 02 (1932)]
III-3-1
|