21878 |
billijk |
billig:
billig (Q203b Ingber),
schappelijk:
schappelijk (Q203b Ingber)
|
redelijk, gezegd van de prijs voor een artikel [schappelijk, billijk, civiel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18225 |
binnenstebuiten |
binnenstebuiten:
binnenster boĕte (Q203b Ingber),
links:
le.ŋks (Q203b Ingber)
|
binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18113 |
blaar |
blaar:
blōͅr (Q203b Ingber)
|
Blaar: blaasachtige opzetting van de huid (blaar, blein). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18096 |
blaasontsteking |
blaasontsteking:
bloͅaso.ntšteͅ.akeŋ (Q203b Ingber)
|
Blaasontsteking: ontsteking van de urineblaas (koupis, droppelpis). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
32972 |
blad, bladeren van een plant |
blad:
blat (Q203b Ingber),
blader:
blār (Q203b Ingber)
|
Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.]
I-4
|
24718 |
bladerloze boom |
kapotte boom:
ka.poͅ.tə bō.m m. (Q203b Ingber)
|
Een boom zonder bladeren (ijlboom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24390 |
blauwe vleesvlieg, bromvlieg |
bromvlieg:
WLD
br‧oͅmvl‧ēx (v.) (Q203b Ingber)
|
Hoe noemt u een grote, dikke vlieg, donkerblauw glanzend, die eieren legt in geslacht vlees (dal) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24978 |
blijven hangen, blijven plakken |
vastgeplakt zijn:
vasgeplekt (Q203b Ingber)
|
ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24969 |
blijven wachten |
blijven:
blieve (Q203b Ingber),
wachten:
wachten (Q203b Ingber)
|
ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)] || niet verder gaan, blijven [letten, banken, banketeren, wijlen, blijven] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25111 |
bliksem, bliksemflits |
bliksem:
m.
bleksəm (Q203b Ingber)
|
bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)]
III-4-4
|