| 24914 |
vlaktex |
plat stuk:
o.
plat štøk (Q203b Ingber),
platte, deze -:
op diz pletde (Q203b Ingber)
|
vlakte, vlakke of effen strook land [blakte] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 17751 |
vlechten |
vlechten:
vlechten (Q203b Ingber),
vlø.xtə (Q203b Ingber)
|
lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 86 (1981)]
III-1-1
|
| 20944 |
vlees |
vlees:
vlèèš (Q203b Ingber)
|
vlees [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
| 22154 |
vleugel |
vleugel:
vlø͂ͅ.əgəl (Q203b Ingber)
|
vleugel: elk der beide lichaamsdelen van vogels die hun tot vliegen dienen (wiek, zwing, vlerk, vleugel) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
| 24391 |
vliegen, weven van een vlieg |
suizen:
WLD
s‧ūzə (Q203b Ingber)
|
Hoe noemt u draaiende bewegingen maken om iemands hoofd, gezegd van een vlieg of mug (weven) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
| 22375 |
vlieger |
vlieger:
vleeger (Q203b Ingber),
windvogel:
windvoggel (Q203b Ingber)
|
Het speelgoed bestaande uit een licht gestel, met papier bespannen, dat aan een lang touw in de lucht opgelaten wordt [vlieger, boog, draak, beugel, vliegaard, vliegerd]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 33598 |
vlies in een vrucht |
klokkenhuis:
het geheel dat overblijft
kloͅ.kəhū.s (Q203b Ingber)
|
Het vliesje tussen vruchtvlees en pit bij een appel (blees, vlim). [N 82 (1981)]
I-7
|
| 24980 |
vlijns, geelbruine aarde |
gelige bruinige grond:
gĕĕelige broenige groond (Q203b Ingber),
leemachtige grond:
lĕĕimachtige groond (Q203b Ingber)
|
geelbruine aarde tussen bruine grond en leem in [vlijns, vlijst] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 24392 |
vlinder |
pepel:
pieëpel (Q203b Ingber),
pīəpəl (Q203b Ingber)
|
vlinder [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)]
III-4-2
|
| 24964 |
vloed, hoogtij |
wassen:
⁄t es an ⁄t wasse (Q203b Ingber),
⁄t wis (Q203b Ingber)
|
vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)]
III-4-4
|