e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Itteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uierkwartier deem: dē̜m (Itteren) Kwartier van de koeuier in het algemeen. [A 9, 12] I-11
uiten uiten: uute (Itteren) uitspreken; te kennen geven [uiten, uiteren, lossen] [N 87 (1981)] III-3-1
uitgaan uitgaan: oetgoon (Itteren) uitgaan, cafés bezoeken, aan de zwier gaan [lelijkeren, op de scheut gaan] [N 87 (1981)] III-3-1
uitgaanskleren goede kleren: gooi kleijer (Itteren) De kleren die men draagt als men uit gaat. [DC 62 (1987)] III-1-3
uithoren uitmelken: oet melleke (Itteren), uitvragen: oet vroage (Itteren) door vragen van iemand proberen te weten te komen wat hij voelt, uithoren [horken, funteren, tintelen, uithoren, uithorken] [N 87 (1981)] III-3-1
uitnodigen uitnoden: oetnuuje (Itteren), verzoeken: verzeuke (Itteren) iemand verzoeken bij iemand op bezoek te komen, een feest bij te wonen etc. [verzoeken, noden, bidden, uitnoden, kwelen] [N 87 (1981)] III-3-1
uitwerpselen van het paard paardskeutel: pē̜rskø̄tǝl (Itteren) [A 9, 24b] I-9
uitwerpselen van koeien koeflat: kōflat (Itteren) [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11
vaandel drapeau (fr.): drappoo (Itteren) De aan de stok gedragen doek met de kleuren of emblemen van een vereniging of gilde [vaandel, vendel, vaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
vaandeldrager drapeaudrager: drappoodraeger (Itteren) Degene die het vaandel draagt in een schutterij, gilde [vaandrig, venderik, afferis, vendelzwaaier]. [N 88 (1982)] III-3-2