e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Itteren

Overzicht

Gevonden: 1364
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
borgen borg staan: beurig stoon (Itteren), uitstel geven: oetstel geve (Itteren) uitstel van betaling geven [borgen] [N 89 (1982)] III-3-1
borrel drupje: drupku (Itteren) borrel; Hoe noemt U: Een glaasje sterke drank, borrel (grigo, officiertje, tjipke, sprets, druppel, drup, kleintje, kloekmalder, propje, peut, wippertje, taaie, tikje, slokje, snapsje, spatje) [N 80 (1980)] III-2-3
borrelen (van water) borrelen: boorelt (Itteren) bobbelend naar boven komen, gezegd van water [borrelen, wellen, walen, kwelmen] [N 81 (1980)] III-4-4
borstelig haar borstelen: beurstele (Itteren) haar [DC 01 (1931)] III-1-1
borstrok borstrok: wordt gedragen over het lijfke  boorsrok (Itteren) Borstrok. Is in uw dialect een algemeen woord bekend voor borstrok? Bedoeld wordt het warme kledingstuk dat over het hemd wordt gedragen? [DC 62 (1987)] III-1-3
borstrok (voor mannen) borstrok: boorsrok (Itteren) Mannenborstrok. [DC 62 (1987)] III-1-3
borstrok (voor vrouwen) borstrok: flanel in de winterm katoen in de zomer  boorsrok (Itteren) Vrouwenborstrok. [DC 62 (1987)] III-1-3
bos groente busseltje: WLD  bösselke (Itteren), bösselku (Itteren) Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)] I-7
boter boter: bōtǝr (Itteren), botter: botǝr (Itteren) Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I] I-11
boterhamworst boterhammenworst: booterhammewoorsj (Itteren) boterhamworst [N 06 (1960)] III-2-3