| 33482 |
aardbei |
aardbes:
ērdbēs (Q096b Itteren),
WLD
êêrbêês (Q096b Itteren),
êêrbêêze (Q096b Itteren)
|
[DC GV (1935) M]De bekende, fris smakende rode vrucht van de aardbeienplant (aadbissem, aardbeer, aardbees, jaarbees, aardbezie, freis). [N 82 (1981)]
I-7
|
| 24922 |
aarde, grond |
aarde:
erd (Q096b Itteren)
|
donkerbruin vruchtbaar zand met water [get] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 22741 |
aas in het kaartspel |
aas:
oas (Q096b Itteren)
|
En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - I. Aas. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
| 17650 |
achterwerk |
batterij:
batterij (Q096b Itteren),
kont:
kôënt (Q096b Itteren)
|
Bil. Ook platte woorden! [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
| 24438 |
adder |
adder:
WLD
adder (Q096b Itteren),
addur (Q096b Itteren)
|
Hoe noemt u een slang met een verlengde hals, een korte gedrongen romp en een korte staart. De snuit heeft een vlakke bovenkant. Het schubbenkleed is zwart of donkergrijs met een zigzagstreep over de rug en een X-teken op de kop. Zijn lengte is tot 70cm ( [N 83 (1981)]
III-4-2
|
| 21448 |
afdingen |
afpingelen:
aafpingele (Q096b Itteren),
pingelen:
pingele (Q096b Itteren)
|
proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
| 34247 |
afgeroomde melk |
ondermelk:
ōndǝrmęlk (Q096b Itteren)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|
| 24920 |
afkalven |
kavelen:
kaavelu (Q096b Itteren)
|
afkalven, stuksgewijs afschuiven en instorten gezegd van oevers, slootkanten enz [inkalven, inkavelen, inkelderen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 21429 |
afkijken |
afkijken:
aafkiekke (Q096b Itteren),
afloeren:
aafloere (Q096b Itteren)
|
afschrijven; Bij een buurman of buurvrouw kijken? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
| 20528 |
afkoken |
smoren:
shmaore (Q096b Itteren)
|
Hoe noemt U: Met (in) weinig water gekookt, gezegd van groenten (kort) [N 80 (1980)]
III-2-3
|