25188 |
geluid van naderend onweer |
rommelen:
rommulu (Q096b Itteren)
|
eerste rommelen dat in de verte te horen is wanneer er een onweer op komst is [meutelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
gemeekelek (Q096b Itteren),
op zijn gemak:
op ze gemaak (Q096b Itteren)
|
gemakkelijk [DC 02 (1932)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
24850 |
gemalen schors |
looi:
WLD
loeij (Q096b Itteren)
|
Gemalen schors (looi). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
22441 |
gemaskerd persoon |
maske:
maske (Q096b Itteren),
mom:
mom (Q096b Itteren),
verklede:
verkleide (Q096b Itteren)
|
Een persoon met een masker voor [maskeraad, mom, vastenavondsgek]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18939 |
gereed |
klaar:
klaor (Q096b Itteren)
|
gereed, klaar [DC 03 (1934)]
III-1-4
|
34240 |
geronnen melk |
zure melk:
zor męlk (Q096b Itteren)
|
Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.]
I-11
|
20912 |
gerookt spek |
gerookt spek:
geruik spek (Q096b Itteren)
|
spek dat gerookt is [DC 48 (1973)]
III-2-3
|
20583 |
gerookte paling |
gerookte aal:
geruikte īēl (Q096b Itteren)
|
panpaling; Hoe noemt U: Een gerookte panpaling [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21893 |
geschenk |
cadeau (fr.):
kedoo (Q096b Itteren),
geschenk:
gescheenk (Q096b Itteren)
|
dat wat je kado geeft [gave, geschenk, gift, present, zende, kado] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24154 |
geschreeuw van leeuweriken |
fluiten:
fluite (Q096b Itteren)
|
het geschreeuw van leeuweriken (kreeuwen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|