20522 |
beschimmeld |
beschimmeld:
busheumuld (Q096b Itteren),
bushumuld (Q096b Itteren)
|
beschimmeld; Hoe noemt U: Met schimmel bedekt, gezegd van een brood [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20540 |
beschimmelen |
schimmelen:
sjummulu (Q096b Itteren)
|
Hoe noemt U: Werken van het brood, zodat het schimmelt (spinnen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21673 |
besteden |
besteden:
besteije (Q096b Itteren),
verteren:
verteire (Q096b Itteren)
|
geld uitgeven voor een artikel [besteden, verteren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21532 |
besteken |
schenken:
scheenke (Q096b Itteren)
|
kado geven [schenken, besteken] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21861 |
bestellen |
bestellen:
bestelle (Q096b Itteren)
|
opdracht geven om waren af te leveren of te bewaren [bestellen, commanderen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25105 |
bestendig weer |
vast (weer):
vast weir (Q096b Itteren)
|
lucht die vast, bestendig weer betekent [hooilucht, vaste lucht] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33607 |
besvrucht, algemeen |
kronsel:
WLD als de kruisbes is bedoeld
kroonsel (Q096b Itteren)
|
Een vlezige sapige vrucht die aan een struik groeit (bes, bizzem, bezie, beer, bees, bezing, baaie). [N 82 (1981)]
I-7
|
21875 |
betaling |
rekening:
de rekening (Q096b Itteren)
|
de betaling voor bijv. geleverde goederen [paai] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25106 |
betrekken (lucht) |
zich betrekken:
zich betrekke (Q096b Itteren)
|
eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22421 |
beugelen |
beugelen:
beugele (Q096b Itteren)
|
Het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|