e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Itteren

Overzicht

Gevonden: 1364

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beschimmeld beschimmeld: busheumuld (Itteren), bushumuld (Itteren) beschimmeld; Hoe noemt U: Met schimmel bedekt, gezegd van een brood [N 80 (1980)] III-2-3
beschimmelen schimmelen: sjummulu (Itteren) Hoe noemt U: Werken van het brood, zodat het schimmelt (spinnen) [N 80 (1980)] III-2-3
besteden besteden: besteije (Itteren), verteren: verteire (Itteren) geld uitgeven voor een artikel [besteden, verteren] [N 89 (1982)] III-3-1
besteken schenken: scheenke (Itteren) kado geven [schenken, besteken] [N 89 (1982)] III-3-1
bestellen bestellen: bestelle (Itteren) opdracht geven om waren af te leveren of te bewaren [bestellen, commanderen] [N 89 (1982)] III-3-1
bestendig weer vast (weer): vast weir (Itteren) lucht die vast, bestendig weer betekent [hooilucht, vaste lucht] [N 81 (1980)] III-4-4
besvrucht, algemeen kronsel: WLD als de kruisbes is bedoeld  kroonsel (Itteren) Een vlezige sapige vrucht die aan een struik groeit (bes, bizzem, bezie, beer, bees, bezing, baaie). [N 82 (1981)] I-7
betaling rekening: de rekening (Itteren) de betaling voor bijv. geleverde goederen [paai] [N 89 (1982)] III-3-1
betrekken (lucht) zich betrekken: zich betrekke (Itteren) eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)] III-4-4
beugelen beugelen: beugele (Itteren) Het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven]. [N 88 (1982)] III-3-2