e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Itteren

Overzicht

Gevonden: 1364
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
riviergrondel geuvie: WLD  goovie (Itteren) Hoe noemt u de grondel: een zoetwatervisje dat voorkomt in stromend en stilstaand water. Het is langgerekt van vorm en heeft één paar voeldraden aan de bek. Op de rug en flanken is het donker gevlekt en gestippeld met een groene of blauwachtige weerschijn [N 83 (1981)] III-4-2
robinia acacia: WLD  akasïa (Itteren), ákáásiáá (Itteren) De acacia; heeft 10-35 cm. grote varenachtige bladeren samengesteld uit deelblaadjes van 3-5 cm lengte; in het begin van de zomerdraagt de boom hangende bloemtrossen; de takken wijzen soms naar boven (acacia, asdoorn). [N 82 (1981)] III-4-3
rode aalbes wiemeren: De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).  wīēmuru (Itteren) aalbes [N 82 (1981)] I-7
rode biet kroot: krōt (Itteren), rode kroot: rui̯ krōt (Itteren) Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.] I-5
rode bieten rode kroten: roei krote (Itteren) rode bieten; Wanneer ze als groente voor het eten bestemd zijn en er wordt thuis gevraagd: "Wat eten we vandaag?"wat wordt er dan geantwoord? "We eten vandaag ............. [DC 49 (1974)] III-2-3
rode bosbes bosbes: WLD  bosbès (Itteren), bramel: WLD  brómulu (Itteren) De rode bosbes, vossebes (bospalm, naagdebes, kwachtbes, gourbes, kroos, kreus, rode bleek). [N 82 (1981)] III-4-3
rode kool rood moes: roet moos (Itteren), rōēt moos (Itteren) Rode kool (als plant of gewas) [N Q (1966)] || rode kool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3
roek krauw: krauw (Itteren) Hoe heet de roek? [DC 06 (1938)] III-4-1
roep- en lokwoord voor de eend piele, piele, piele: pilǝ, pilǝ, pilǝ (Itteren) [L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor de gans ganzen: gai̯zǝ (Itteren) Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6] I-12