e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L321a plaats=Ittervoort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mouwschort toe scholk: toewe sjolk (Ittervoort) schort met mouwen [N 24 (1964)] III-1-3
muik moelde: moelje (Ittervoort) mui; Hoe noemt U: (Geheime) bergplaats voor onrijp fruit (mui, ponk, bier, moele, loering, gielgoerde) [N 80 (1980)] III-2-3
muilband, bovenste band van de schoof kruisband: krȳs[band] (Ittervoort) Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b] I-4
muilpeer muilpeer: moelpair (Ittervoort) Slag op de kaak; muilpeer (flets, fleer, plakkaat, kek, kokarde, klamats). [N 84 (1981)] III-1-2
muis van de hand muis: moes (Ittervoort) muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)] III-1-1
muizen muizen: moezen (Ittervoort) Hoe noemt u jacht maken op muizen, gezegd van de kat (muizen) [N 83 (1981)] III-2-1
mulle grond mul: mø̜l (Ittervoort) Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.] I-8
muts met pompon kaboutermuts: kaboutermuts (Ittervoort) muts, wollen spits toelopende ~ met pluim of kwast [N 25 (1964)] III-1-3
muts: algemeen muts: múts (Ittervoort) muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] III-1-3
mutsaard, houtmijt krikkenberm: krikkeberm (Ittervoort) houtmijt, stapel takkenbossen [N 27 (1965)] I-7