e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L321a plaats=Ittervoort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stijfkop stijfkop: stiefkop (Ittervoort) iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)] III-1-4
stijfkoppig stug: stug (Ittervoort) niet gemakkelijk te bewegen een houding of opvatting te laten varen of ongelijk te bekennen, zeer koppig [stug, wers] [N 85 (1981)] III-1-4
stikken stikken: stikken (Ittervoort) Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)] III-1-2
stinken stinken: stinke (Ittervoort) Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken, muffen, dassen). [N 84 (1981)] III-1-1
stoffen pantoffel slofje: slufkes (Ittervoort) sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)] III-1-3
stok of twijg om een kind te straffen stek: stek (Ittervoort) een stok of twijg om een kind te straffen [lat] [N 87 (1981)] III-2-2
stomverbaasd paf: paf staon (Ittervoort) zeer verbaasd [verpaft] [N 85 (1981)] III-1-4
stoofvlees, zuurvlees gestoofd vlees: gestoofdj vleis (Ittervoort), vlees in het zuur: vleis in ’t zoor (Ittervoort) Gemarineerd rundvlees, bereid met azijn, olie en kruiden (bufflamood, zoerbrèùtje?) [N 16 (1962)] III-2-3
stoppeleinde van de schoof vot: vǫt (Ittervoort) De onderkant van de schoof, daar waar de halmen afgesneden zijn. Zie afbeelding 7. [N 15, 21a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
stoppelland stoppelland: stǫpǝlantj (Ittervoort) Het akkerland waarop stoppels staan; zie het vorige lemma ''stoppels'' (5.2.8). Voor de fonetische documentatie van het woord stoppelen, zie ook het lemma ''stoppels'' (5.2.8). [N 15, 51; add. uit N 6, 7; monogr.] I-4