e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L321a plaats=Ittervoort

Overzicht

Gevonden: 2402
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
havermout havermout: havermout (Ittervoort) Havermout [N 16 (1962)] III-2-3
havermoutpap havermoutepap: havermoutepap (Ittervoort) Pap van havermout (haavere moute pap?) [N 16 (1962)] III-2-3
haverpletter haverpletter: hāvǝrplɛtǝr (Ittervoort) Wanneer haver bedoeld was als paardevoer, moest ze geplet worden. Dit gebeurde met de haverpletter, een toestel waarin de haver tussen twee stalen rollen, een vaste en een losse, geplet werd. Zie ook afb. 91. Het woorddeel -ømolenŋ is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [Vds 237; Jan 245; Coe 223; Grof 250] II-3
hebzuchtig hebberig: hebberig (Ittervoort) een sterke begeerte naar geld hebben [hebbig, gewarig, greeg (zijn)] [rijven] [N 89 (1982)] III-3-1
heen en weer schuiven wemelen: wimele (Ittervoort) Heen en weer schuiven (winaauwen, wiemelen). [N 84 (1981)] III-1-2
heerbaan heerbaan: heerbaan (Ittervoort) een grote, brede weg (dijk, heerbaan, heerstraat) [N 90 (1982)] III-3-1
heerszuchtig dwingeland: dwingeland (Ittervoort), heerszuchtig: heerszuchtig (Ittervoort) een sterke neiging tot heersen of overheersen hebbend [heerzaam, heerzuchtig] [N 85 (1981)] || het iemand onmogelijk maken anders dan op een bepaalde wijze te handelen [dwingen, nopen] [N 85 (1981)] III-1-4
hees, schor hees: heis (Ittervoort) schor, schor zijn [ruigsen, hees, gees zijn] [N 10 (1961)] III-1-2
hei slager: slę̄.gǝr (Ittervoort), stoter: stȳ.ǝtǝr (Ittervoort) Elk van de twee zware, houten balken die door de molenas worden opgehesen teneinde neer te vallen op hetzij de slagbeitel in de lade van het voorslagblok (de zgn. slaghei), hetzij op de losbeitel (de zgn. loshei). [Jan 283] II-3
heimelijk koffiedrinken konkelen: kònkele (Ittervoort) heimelijk kopjes koffie bij elkaar drinken [tontelen, konkelen] [N 87 (1981)] III-3-1